‘Waarom stuurt Arendsoog Witte Veder dan niet?’
‘Witte Veder niet weg kan. Hij Arendsoog helpen in Blue-Hill.’
‘Ik begrijp er niets van. Ik dacht, dat hij in het dorp was, en nog niet zo ver weg mocht. Vertel dan toch, wat er aan de hand is!’
‘Nog niet. Eerst wij moeten te paard zitten.’
Ann begon het geval hoe langer hoe vreemder te vinden. Het was toch wel in orde? Nogmaals las ze het briefje. Het kon heel goed mogelijk zijn, dat haar onvoorzichtige broer een ongeluk gekregen had. En toch vertrouwde ze die sluw uitziende Indiaan niet.
‘Ik ga geen stap verder, voor je me zegt, wat er aan de hand is.’
‘Ik niet eerder spreken mogen, voor onderweg.’
‘En ik zeg je, dat ik niet verder ga, voor ik het weet. Ga dan maar alleen.’
‘Kleine miss dadelijk ernstig spijt hebben, als zij niet doen, wat in brief staat. Kleine miss dadelijk meegaan. Groot gevaar dreigen voor Arendsoog.’
‘Welk gevaar? En wat kan ik daar aan doen?’
‘Arendsoog dit zelf vertellen.’
‘Ik ga niet verder. Je bedriegt me!’
‘Waarom arme Indiaan kleine miss bedriegen? Vlugge Pijl toch brief geven?’
Dit was waar, en toch.... Waarom kon ze niet even terug naar haar moeder? Wat maakten die enkele minuten nu uit, op een tocht van ruim twee dagen! Ze begon spijt te krijgen, dat ze de Indiaan reeds zover gevolgd was.
‘Ik ga terug! Ik wil eerst met mijn moeder spreken.’
‘Kleine miss niet terug. Dadelijk meegaan!’
Ann keerde om.