Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arendsoog (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arendsoog
Afbeelding van ArendsoogToon afbeelding van titelpagina van Arendsoog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arendsoog

(1935)–J. Nowee–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

VII. De ontvoering van Ann

Door het lover der bomen toverde de zon schittervlekken op het met bloemen doorsprenkelde gras. Ann liep neuriënd het pad af, tot aan de dikke, oude denneboom. Dit was de grens, die Arendsoog had aangewezen. Verder mocht ze niet gaan, wilde ze zichzelf niet in gevaar brengen.

Wat jammer, dat Bob, haar Bob, er nu niet was, om met haar te genieten van deze stralende morgen! Maar hij was natuurlijk al weer op pad, om slechte mensen op te sporen, en aan het gerecht over te leveren.

Ann ging op een omgevallen boom zitten, en staarde peinzend voor zich uit. Wat zou het toch veel prettiger zijn, als Bob nu eens thuis wilde blijven. Moeder had het hem al zo vaak gevraagd, maar hij trok er telkens maar weer op uit. En het was zo gevaarlijk! Had hij niet een paar maanden geleden nog die wond in zijn arm gekregen, toen hij die bandieten van Mining-Valley vervolgde? Als ze hem nu vandaag of morgen eens doodschoten, wie zou dan voor moeder en voor haar zorgen? Wie zou er dan met haar lachen en stoeien?

Wie zou moeder, als ze zo treurig zat te kijken, weer opvrolijken? Wie zou haar poppen repareren, of nieuwe snijden uit een stuk hout, zoals alleen hij dat kon, op de lange winteravonden, bij het helder vlammende houtvuur? Maar het hielp toch immers allemaal niets! Bob ging voortdurend weer weg, hoe vaak ook zij en moeder hadden geprobeerd, hem er van terug te houden....

‘Kleine miss zo treurig kijken!’

Met een gilletje sprong Ann op. Achter haar stond een Indiaan, een, die ze niet kende.

[pagina 68]
[p. 68]

‘Man, je laat me schrikken! Wie ben je?’

De Indiaan grijnsde.

‘Ik Vlugge Pijl. Ik brengen brief van Arendsoog.’

‘Van Arendsoog? Voor mij?’

‘Voor zuster Ann.’

‘Die ben ik. Geef me de brief. Vlug!’

De Indiaan haalde een opgevouwen papier van tussen zijn gordel en overhandigde het aan het meisje. Ann vouwde het open.

‘Ann,
Kom zo gauw mogelijk naar fort Blue-Hill. Ik heb je nodig. Ga met de Indiaan Vlugge Pijl mee, die een paard voor je heeft. Moeder is al door een ander gewaarschuwd en weet er dus van. Keer niet terug naar huis, maar ga dadelijk mee. Er is geen tijd te verliezen. Ik laat dit door een ander schrijven, omdat ik gewond ben.
Bob.’

Verbaasd bleef ze staren op de brief. Wat zou er aan de hand wezen?

‘Kleine miss doen, wat in brief staan?’ vroeg de Indiaan.

‘Wat is er gebeurd? Heeft mijn broer een ongeluk gehad?’

‘Yes! Vlugge Pijl vertellen, als onderweg zijn. Maar spoed! Spoed!’

Ten hoogste verwonderd volgde ze werktuigelijk de Indiaan, die haar snel voorging het kronkelende pad af.

‘Waarom ben je niet met de paarden naar boven gekomen?’ vroeg Ann. ‘Dat kan toch heel gemakkelijk?’

‘Vlugge Pijl nog nooit hier geweest. Vlugge Pijl niet weten.’

[pagina 69]
[p. 69]

‘Waarom stuurt Arendsoog Witte Veder dan niet?’

‘Witte Veder niet weg kan. Hij Arendsoog helpen in Blue-Hill.’

‘Ik begrijp er niets van. Ik dacht, dat hij in het dorp was, en nog niet zo ver weg mocht. Vertel dan toch, wat er aan de hand is!’

‘Nog niet. Eerst wij moeten te paard zitten.’

Ann begon het geval hoe langer hoe vreemder te vinden. Het was toch wel in orde? Nogmaals las ze het briefje. Het kon heel goed mogelijk zijn, dat haar onvoorzichtige broer een ongeluk gekregen had. En toch vertrouwde ze die sluw uitziende Indiaan niet.

‘Ik ga geen stap verder, voor je me zegt, wat er aan de hand is.’

‘Ik niet eerder spreken mogen, voor onderweg.’

‘En ik zeg je, dat ik niet verder ga, voor ik het weet. Ga dan maar alleen.’

‘Kleine miss dadelijk ernstig spijt hebben, als zij niet doen, wat in brief staat. Kleine miss dadelijk meegaan. Groot gevaar dreigen voor Arendsoog.’

‘Welk gevaar? En wat kan ik daar aan doen?’

‘Arendsoog dit zelf vertellen.’

‘Ik ga niet verder. Je bedriegt me!’

‘Waarom arme Indiaan kleine miss bedriegen? Vlugge Pijl toch brief geven?’

Dit was waar, en toch.... Waarom kon ze niet even terug naar haar moeder? Wat maakten die enkele minuten nu uit, op een tocht van ruim twee dagen! Ze begon spijt te krijgen, dat ze de Indiaan reeds zover gevolgd was.

‘Ik ga terug! Ik wil eerst met mijn moeder spreken.’

‘Kleine miss niet terug. Dadelijk meegaan!’

Ann keerde om.

[pagina 70]
[p. 70]

‘Ik ga terug. Wacht maar even hier. Ik ben zo weer bij je.’

‘Kleine miss niet terug!!’

Er klonk een onmiskenbare dreiging in de stem van de Indiaan, en Ann begon angstig te worden. Ze zette het plotseling op een lopen, maar ze was nog geen tien meter verder, of de Indiaan had haar reeds bij de schouders.

‘Kleine miss gewillig meegaan en niet schreeuwen, anders....’



illustratie

Ann keek met grote angstogen naar het blinkende bowiemes, dat Vlugge Pijl veelzeggend opgeheven had.

‘Maar waarom moet ik meegaan! Ik geloof niets, van wat in dit briefje staat. Het is vervalst, dat kan niet anders.’

‘Kleine miss mij geven deze brief.’

‘Kun je begrijpen!’ riep Ann dapper. ‘Als deze brief van Arendsoog is, dan zal ik hem houden, om hem zelf te vragen....’

‘Vlugge Pijl deze brief hebben!’

Ann frommelde het papier tot een stevig balletje en wierp het met een vlugge handbeweging in de struiken.

‘Ga het daar maar zoeken!’ daagde ze hem uit.

De Indiaan begreep, dat dit onmogelijk was. Ondertussen had Ann de kans, te ontsnappen, en bovendien verloor hij

[pagina 71]
[p. 71]

veel tijd. Zonder verder nog één woord te zeggen, greep hij het meisje beet en dwong haar, het pad verder af te lopen. Beneden stonden twee paarden. Hij tilde Ann in het zadel en spoedig galoppeerden beiden de prairie op....

--------------------

‘Hoe gaat het, boy? Heb je nu geen spijt, dat je toch bent meegegaan?’

Arendsoog keek bezorgd naar Witte Veder, die met gesloten ogen op de grond lag. De inspanning van de rit was blijkbaar te groot geweest voor de nauwelijks van zijn wond herstelde Indiaan. Arendsoog had er eerst niet van willen weten, hem mee te nemen, maar Witte Veder had zo lang gesmeekt, en ten laatste gedreigd, er alleen op uit te zullen trekken, dat Arendsoog hem zijn zin gaf. Na een paar uur rijden was echter de Indiaan van zijn paard gegleden, en had Arendsoog hem niet gegrepen, dan zou hij een lelijke val gedaan hebben.

‘Witte Veder zo weer beter. Witte Veder niet herstellen kan in wigwam, wel buiten in zon.’

‘All right! Maar toch was het beter geweest, dan maar wat in het dorp rond te wandelen.’

‘Witte Veder niet zijn kunnen luie hond. Arendsoog werken, dan Witte Veder werken.’

‘O kom! Wie maakt mijn dappere rode broeder nu uit voor een luie hond? Dat durft toch niemand te doen, zolang Arendsoog leeft? Maar, als je een beetje uitgerust bent, zullen we langzaam terugrijden.’

‘Arendsoog dan niet voorgenomen plannen uitvoeren?’

‘Dat kan wel wachten, boy.’

‘Wachten op Witte Veder?’

‘Zeker. Waarom niet? De bende, die de veediefstallen pleegt op de W-ranch, zal er over een paar dagen ook nog wel zijn.’

[pagina 72]
[p. 72]

De Indiaan keek Arendsoog dankbaar aan. Hij haakte er naar, weer mee te kunnen gaan, maar voelde zeer goed, dat hij daartoe op het ogenblik nog niet in staat was.

‘Ik zal nu alleen maar wat op verkenning uitgaan,’ zei Arendsoog.

‘Arendsoog vooral voorzichtig zijn! Veedieven hem doodschieten, als zij hem zien. Zij zeggen, Devil Jack er bij zijn.’

‘Zeker zal ik voorzichtig zijn. Dat Devil Jack er bij is, weet ik. Hij is laatst in Mining-Valley gezien, en sinds dien verdwenen. Hij vertrok naar het Noorden....’

--------------------

Nadat Arendsoog zijn rode vriend had teruggebracht naar het dorp en voldoende proviand had gepakt, wendde hij zijn paard aanstonds naar het Noorden. Het was nog vroeg in de morgen, en hij hoopte de W-ranch in twee dagen te bereiken. Een nacht onder de blote hemel doorbrengen was voor hem geen bezwaar. Had hij de weideplaatsen van het vee ontdekt, dan zou hij spoedig genoeg sporen van de dieven vinden, en dan kon hij zijn maatregelen nemen. Het was voor hem nog steeds eeu raadsel, waar het vee werd heengevoerd. Niet naar het Oosten, want dan moesten ze van tamelijk dichtbij fort Blue-Hill passeren, en dat was te riskant. Verder naar het Noorden was uitgesloten. Daar was geen enkele spoorlijn, waar ze het vee konden inladen. Naar het Westen, over de bergen? Dan zouden ze een pas moeten gebruiken, die aan anderen onbekend was. En dit moest wel zo zijn, daar ze toch moeilijk naar het Zuiden konden trekken, langs Mining-Valley.

Tegen de avond zocht hij een beschutte plek, en na het avondmaal, dat hij zelf bereidde op een klein houtvuur, rolde hij zich in zijn deken, en sliep spoedig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken