‘Over manier van polemizeeren, over de wijze, waarop men literatuurstrijd zal voeren, denk ik zoo: er zijn drie graden of trappen: te insinueeren, iemands charakter als mensch er bij te pas te brengen, banaal te schelden, is de laagste graad of trap; dan volgt: het voorzichtig, bedaard, beredeneerd, gemotiveerd te kennen geven zijner meening, dit laatste is zeer aan te bevelen om terstond overtuigingen te vestigen; maar de hoogste trap is weer het schelden, met geestig, nieuw, levend geheelde scheldwoorden, het schelden zóo, dat de scheldbladzijde tot de zwiepende geeseling der satyre, of tot een massief stuk verontwaardigingsproza wordt.’
Wij weten nu wat de schrijver als hoogsten trap wenscht te bereiken - welnu laten wij erkennen dat Van Deyssel schelden kan, onverbeterlijk, geniaal schelden.
Hij is een scheld-virtuoos, met wien vergeleken Multatuli en Van Vloten, die toch ook iemand onbehoorlijk genoeg konden uitveteren, fluweelen debaters worden - goedige terechtwijzers.
Men kan zoo aan alles merken dat Van Deyssel bij het schelden de kunst om de kunst liefheeft, zooals sommige mannen bij het vloeken, echte amateurs, zich tot een roes van kwazi boosheid of verontwaardiging opschroeven om eens naar hartelust hun virtuoziteit in het gebruik van tusschenwerpsels te kunnen luchten.
Nu behoeft men niet te zeggen dat iemand als Van Deyssel zijn doel voorbijstreeft, dat hij de uitgescholden schrijvers geen kwaad meer doet door zijn overdrijving.
Ik houd het er zeker voor, dat zijn doel niet is die schrijvers kwaad te doen, zijn doel is schelden: l'art pour l'art! En al mag men deze kunst niet de hoogste vinden, ze negatief en onvruchtbaar noemen, het is toch altijd nog iets de hoogste te zijn in deze kunst. En niemand kan hem den