Gebed
Bescherm, o Heer, dit jonge leven met den warmen zegen van uw licht.
Ik weet, dat door ùw wil ziekten en rampen dreigen als booze droomen der kranke wereld. Ik weet, dat door ùw wil de nacht daarbuiten ruischt van ijzigen wind en droeven bladerval. Angst vervult mijn hart met duisternis; hoop flikkert als lichtglanzen aan den hemel.
Maar aldoor moet ik hooren den lof van ùwen wil in der zielen doodenzang.
Toch zijt Gij het, die de bloesemknop ontspruiten doet in dezen barren, kouden nacht. Gij zijt het, die straks den morgen tooien zal met tinten, met geuren en stralenpracht.
In de sonore stem van den nachtelijken storm mengt zich het klagelijk fluiten van een bangen vogel en mijn hart waagt te stamelen:
‘Bescherm, o Heer, dezen levensknop met den warmen zegen van uw licht’.