In den nacht
Laat me omklemmen je kleine handje, mijn kind, want lamploos is de kamer en zwart de hemel daar omhoog.
Mijn oogen turen naar het licht van gindsche verre ster en tastend strek ik mijn arm naar je uit in de duisternis van den nacht.
Laat me alleen je handje voelen en niet je rust verstoren, al heerscht nu ook geluidlooze eenzaamheid allerwegen.
Zie, statig rijst de maan in vlammend-roode wolken-sluiers en een glans van den lichtenden hemel straalt op je lieve gezicht.
O wondervreemde stilte, nu alle gerucht is verstorven of alle leven waar' gevloden!
Maar nauw hoorbaar is de rustige adem van mijn kind en in het zuchtje van den nachtelijken wind voel ik den adem der Wereldmoeder.