Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
Munsterkerk te Roermond.
| |
[pagina 66]
| |
Middeleeuwse acteurs spelen in Roermond.In 't volumineuze werk, dat men ten jare 1932 in 't licht gaf onder de dubbele titel ‘Civitas Ruraemundensis’ en ‘Gedenkboek ter gelegenheid van het zevenhonderdjarig bestaan van Roermond als stad’Ga naar voetnoot1), speurt de literatuurhistoricus naar gegevens over rederijkers en anderen. Schraal is de oogst. 'n Afzonderlijk opstel wordt aan de letterkunde niet gewijd. Alleen 'n heel bescheiden pitje heeft Dr. J.P.M. van Gils ontstoken, en dit alleen nog maar met behulp van reeds bekende bescheiden. Neemt men 't meer wetenschappelijk bedoelde werk ter hand, getiteld ‘Historische Opstellen over Roermond’Ga naar voetnoot2), samengesteld door 't triumviraat Dr. A. van Rijswijck, M.K.J. Smeets en Dr. B.A. Vermaseren, naar aanleiding van 't honderdjarig bestaan van 't Bisschoppelijk College te Roermond (1851-1951), dan is de deceptie nog groter. Met geen gebenedijd woord wordt in de veertien bijdragen 't toneel vernoemd, noch van andere letterkundige bedrijvigheid gewaagd. 't Waarom is de lezer niet duidelijk. Het opstel van Dr. P.J.M. van Gils over ‘Het Onderwijs’ is interessant, spreekt terloops over ‘drama's in de klassieke talen of in de volkstaal opgevoerd’Ga naar voetnoot3) door leerlingen onder leiding van Jezwieten, maar laat ons in 't ongewisse én over titels, én over auteurs, plaatsen, jaren enz. Raadpleging van de belangwekkende studie over ‘Sociale instellingen, gilden, putten en confrerieën te Roermond van 1232-1795’ levert niets op. J. Huysmans bewaart 'n diep stilzwijgen over 't toneel c.a. Heeft de rampzalige brand van 1665 alle archivalia i.v.m. gespeelde stukken weggevaagd? Met 'n sober zinnetje legt J. Huysmans in ‘Zeden, gewoonten en gebruiken te Roermond’ vast, dat in de zestiende eeuw tijdens 'n processie ‘een sprokeGa naar voetnoot4) werd opgevoerd, getiteld ‘de Echtverbintenis van Maria’. We haken op deze aanstipping even in. De archivaris Jos Habets heeft uit 'n naderhand spoorloos verdwenen handschrift enkele bladzijden op weinig verantwoorde wijze afgedrukt in de Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, 12de deel (1875), blz. 127-145. Hij ging daarbij uit van 'n z.g. ‘Légende de Ste Marie et de Ste Anne’, 'n bandje dat (in -12o, reliure neuve) in 't bezit is geweest van de toenmalige notaris Guillon. De ‘Catalogue des manuscripts et archives’ van deze functionaris geeft bij nummer 62 aan, dat er sprake is van 'n ‘Codex de l'année 1545, avec un calendrier pour la Gueldre’, tot welk hertogdom Roermond behoord heeft. De kataloog zegt nog: ‘Hier begynt die misterie van Maria der Moeder Godts’. We worden omtrent de inhoud ingelicht. ‘Hoe ende in wat maniere die ge- | |
[pagina 67]
| |
benedide ioncfer Maria Joseph getrouwt waert opten XV. dach vander maent Januarius... Hyer begint eyn notabel genoechlic boexken inhaudende die hystorie ofte dat leven met die geslechten der glorioser heyliger vrouwen sancta Maria, dat meister Johan van Denemercken, doctor ende werlick priester scryf, ende broder Wolter Bor, catuser, overgheset heeft utten latyn in duytschen’. 'n Juiste onderstelling van Habets is, dat 't spel berijmd is geweest. Ondeskundige overschrijving door 'n onbekende heeft er proza van trachten te maken. Op onze beurt hebben wij geprobeerd de versvorm te herstellen en de inhoud naast 'n fragment van de Eerste Bliscap gelegdGa naar voetnoot5). We weten niet, wie de geleerde Van Denemercken is geweest. Sporen omtrent deze doctor ontbreken. Zo ook van de Karthuizer Bor, 'n geestelijke nazaat van de wereldberoemde Dionisius, die op 12 maart 1471 als prior in Roermond de geest gaf. Zonder argumenten die hout snijden aan te voeren, beweert Jos. Habets, dat het spel ‘Limburgs’ van taal is met Roermondse inslag. Raadpleegt men in dit verband de dissertatie van Jo Kats ‘Het Roermondsche Dialect’Ga naar voetnoot6), dan zal men de beweringen van Habets niet met feiten kunnen staven. Alleen reeds 't uitsluitend gebruik van ‘Ic’ duidt er op, dat hier geen Roermondenaar aan 't woord isGa naar voetnoot7). 't Spelletje, dat slechts in enkele tientallen regels tot ons is gekomen, wordt volgenderwijs ingeleid. ‘Item dits die maniere ende die sprueke inder processie als men spelen wil dat Maria getrouwt waert Joseph. Dit is de summiere aanduiding van 't decor. ‘Ende voir hem sal Maria met X of XII ioncferen staen die in den tempel wonende waren’. Deze vervullen zwijgende rollen. Er moet voor dit dozijn figuranten 'n behoorlijke ruimte op de speelwagen zijn geweest. Bovendien treden sprekend op, buiten Maria en Jozef, 'n engel, 'n ‘bisschop’Ga naar voetnoot8) Abiachar die 't huwelijk moet inzegenen, 'n coadjutor Ysachar (zoveel als 'n wijbisschop) plus 'n tempelpriester. In totaal zes handelende ‘dramatis personae’Ga naar voetnoot9. | |
[pagina 68]
| |
Er staat niet te lezen, welke musicerende personen dit onderdeel van de processie opluisteren. In elk geval produceren ze ‘suyt geluyt met groten vroude’ (= vreugde). 't Is niet recht duidelijk, wie 't woord richt tot de tempelmaagden, wanneer deze te horen krijgen, dat degenen die de leeftijd van veertien jaar bereikt hebben (en dus huwbaar zijn) naar 't ouderlijk huis kunnen gaan. Vermoedelijk is 't ‘bisschop’ Abiachar. Ic gebede u, meechden, openbaer,
die alt syn viertien jaer,
dat si trecken tot hoere (= hun) alderen have
ende man niemen (= nemen) nae hoeren rade,
ende na Moyses leeren (= de Joodse wet)
dat volt Gods vermeerenGa naar voetnoot10),
tot Gods lof ende eere.
De reactie op dit verzoek is deze: ‘Dan nygen sy al ende omkieren sich, of sy en wech wolden gaen, mer Maria blijft dan alleen staen. Dan geit die biscop tot hoer ende spreckt: Nu segt my ioncfrou Maria,
waerom gi hier gebleven syt,
dat verboden is in onser leeren.
Gi moet u tot hylic keeren.
't Is duidelijk, dat Maria besloten was niet in 't huwelijk te treden, maar maagd te blijven. Volgens de wet van Mozes kon ze echter niet in 't tempelpensionaat, gezien haar 14 jaar, 't verdere leven doorbrengen. Besluiteloos wendt zich de verantwoordelijke hoogwaardigheidsbekleder tot de omstanders, vragend tot God te bidden om uitkomst. Ic gebiede u allen int gemeyn,
dat gy aenroept God den Almachtigen Here,
dat Hi ons eyn teyken wil geven,
wie (= hoe) wy mit deser ioncferen sullen leven.
Aan de oproep tot gebed geeft iedereen gevolg. ‘Dan sullen sy die hande by eyn leggen ende bedden’
(= bidden).
Daar menselyke overwegingen niet tot 'n oplossing leiden, verschijnt er 'n ‘deus ex machina’, 'n zuivere geest uit de hemel. ‘Recht te voirt spreckt eyn engel: Hoert, hoert, den wil des Heren hie (= hier).
Gy sult doen nae Ysaias prophecie,
wie (= hoe) in synen elften capittel gescreven steyt:
dat eyn roede uter wortelen van Yesse geit,
die voert bringen sal eyn bloem,
daer die Heilige Geist,
inder gedaente eynre duiven,
op rusten sal’.
| |
[pagina 69]
| |
'n Andere afgezant uit 't Eden vult de toespraak tot de mannelijke luisteraars aan: Dan spreckt eyn ander engel:
Al die van coninck Davids geslecht ongehylickt syn,
die sullen ten altaer den biscop brengende syn
eyn dorre roede van eynen haselnoeten boem.
Wes (= hij wiens) roede dan bloyende wert
ende eyn witte duve daer ut vliecht,
dien salmen Maria die ioncfer te hylick geven.
Er zijn derhalve enige pretendenten, tevens bloedverwanten van de Maagd, die in aanmerking komen, met haar te trouwen. Er zal evenwel 'n dubbel wonder moeten gebeuren. Ten eerste zal 'n dorre roe zo maar dienen te veranderen in 'n bloesemende tak. Ten tweede moet uit die bloeseming 'n blanke duif opvliegen. 't Publiek ziet de aspirant-bruidegoms zich in beweging stellen. Ze gaan hun roede op 't altaar leggen, waarvan in de eerste regels gesproken is. Ieder hecht er een papiertje aan, waarop z'n naam geschreven is. ‘Dan leggen sy al hoer roeden opten altaer, elcks naem hinck aen syn roede’. Zich richtend tot diegenen, wier leeftijd toereikend is, zegt de hoogwaardigheid, wat hun te doen staat. Dan spreckt die biscop:
Ic gebede den Ysrahelschen volck
(= de vertegenwoordigers)
die noch ongehylickt syn
ende boven achtien jaren alt worden syn,
dat sy hoer roede van mynre hant
moegen weder halende syn.
Er vormt zich 'n stoet, waarbij 'n volgorde naar ancienniteit in acht wordt genomen. ‘Dan gaen sy al in processie ende halen die roede, die joncksten voeraen. Joseph die de altste was achteran. Die biscop sal hem eyn gesneden gemaelde (= beschilderde), groete, bloeyende roede, daer eyn witte duve op sit, ongemerckt in die hant geven’. Dit simpel toneeltrucje lukt, temeer daar muzikanten (met violen en dgl.) optreden. 't Gewenste ‘wonder’ is geschied: de roede van Jozef staat prachtig in bloei. Over 'n wegfladderende duif rept 't gedicht verder niet. ‘Dan speelt men mit alreleide suyt geluyt mit groten vroude’. Of er ook gezang aan te pas kwam? De plechtige ceremonie vindt plaats. ‘Ende terstont trowt Joseph Maria voer den biscop ende al
den volck mit groter eere inden tempel.
Dan spreckt die outste biscop Abiachar:
Gebenedyt sy Got der Here,
ende den werdighen Joseph eere,
dien daertoe heeft vercoren
die edel ioncfer Maria te bewaren’.
| |
[pagina 70]
| |
Geheel steunend op apocriefe verhalen vertelt dan de dichter door de mond van de coadjutor, na 't gesloten huwelijk, wat hun te doen staat. ‘Dan spreckt Ysachar mit ons soe voel als eyn wybiscop:
Eerwerdighe Bruydigom ende Bruyt,
gi sult gedechtich wesen,
dat u trou is geschiet
des vyfteenden dachs der maent
die ianuarius hiet.
Want Moyses heeft ons geboden,
dat wi u solden sagen,
dat men bynnen twee ende seventich dagen
bruyloft moet halden’.
Hierop repliceert Jozef in tweevoudige zin. Dan spreckt Joseph:
O, here, u gebot dat sal ic doen.
Ic sal tot Bethlem mynen huyse reisen,
ende al dinck dat totter bruyloft hoert bereiden.
Vervolgens wendt hij zich tot zijn Bruid. Ade! ade! ioncfrou Marien, ic scheyde.
Die benedicxi Gods bewaer ons beyde.
't Afscheid is hoogst sober maar gedistingeerd. Dan geeft hi hoer de hant ende sy nygen beyde.
***
Tussen de afgelopen scène en de volgende verstrijkt 'n tiental weken. Hiervan brengt 'n tempelpriester de menigte op de hoogte. Dan spreckt eyn priester des tempels:
Hoert! hoert! wat ic u kundigen sal.
Maria heeft die biscop eerlic
te Nazareth gesant,
ende opten negenensestichsten dach nae harer trowe
heeft sy den Gods Soen ontfangen,
ende is des morgens tot Elizabethe
int geberchte gegangen.
De ontvangst is er allerminzaamst geweest, ook tegenover de Bruidegom. Ende doer Elizabethen hoeren bede
soe heeft Joseph syn bruyloft
daer eerlic gehalten.
Vervolgens heeft hij zich huiswaarts begeven, suggereert 't verhaal. Ende Marien is daer drie maent
mit Josephs orlof gebleven
Ende hi tocht doe te Bethlem weder.
| |
[pagina 71]
| |
In 'n nieuw tafereel treedt Jozef met 'n korte monoloog op. Hij vertelt z'n wedervaren en ontzetting. Dan spreckt Joseph:
Alsdan die drie maent waren leden,
soe quam ic int geberchte weder
om Marien tot mynen huys te leyden.
Doe sach ic dat voer vast,
dat sy swanger was.
Bij 'n eerste opwelling wil hij in stilte vertrekken, maar door 'n vizioen komt hij tot andere gedachten. Doe dacht ic se heymlic te laten
ende te trecken mynre straten.
Onder den byn ic snachts in slaep gevallen
ende eyn engel heeft my dus toegesproken.
Prompt verschijnt deze en Dan spreckt die engel:
O Joseph, Davids soen,
en wil dy niet ontsien
te nemen Marien
Want dat in hoer geboeren is,
dats vanden Heiligen Geist.
Na de ontsluiering van dit misterie komt de voorzegging: Sy sal eyn kynt gebaeren.
Synen naem salstu Jhiesus heiten,
want Hy sal syn volck
van hoeren sunden gesont maken.
Geheel gerustgesteld en vol vertrouwen op de Voorzienigheid nodigt de Voedstervader zijn gezegende Bruid uit hem te vergezellen. Dan spreckt Joseph tot Maria:
O Maria, bereydt op die reysen,
wy moeten nae Nazareth reysen,
ende dy tot mynen huyse daer leyden.
Hij is zich bewust van zijn grote verantwoordelijkheid en zegt haar toe: ende dyn besoerger ende behoeder wesen,
alsoe lange als ic sal leven.
*** | |
[pagina 72]
| |
Met deze opbeurende belofte eindigt de gesproken tekst. Daar heeft de dichter of regisseur iets aangebreid, waardoor de aktie wordt toegelicht. Dan sal Joseph mit synre bloeyender roede voert gaen inder processie mit synen geselschap mit groeter tryomphen. Ende hi sal (h)eerlic gecleyt syn als eyn edelman die bruydegoem is. Dit houdt in, dat men bij de verschillende z.g. ‘putten’ stilhoudt, teneinde zodoende in de onderscheiden stadswijken van Roermond de bevolking van 't processiespel te laten genieten. 'n Waarschuwing aan de rederijkers, althans de schilders en grimeurs, blijft niet achterwege. Item Joseph en sal niet gecleyt syn als eyn moe(me)ninck of eyn slobbert. Dat en beteempt sich niet by soe schoen gescherte (= versierde, opgesmukte) ioncfrou Maria te gaen. De dramaturg of kopiist wordt subjektief en persoonlijk. My wondert wie die wanwyse (= waanwijze, of afkeurenswaardige traditie) opgebracht heeft, dat men Joseph, dien edelen man in al den speele der spruecken soe scofferlic (= triviaal) ende onbetemelic voergestelt heeft ende geeft ten spotten. (is voor de auteur en de regisseur 'n raadsel).
Alsof 't voor de schrijver gedrukt staat, stelt hij vast: Dese iongelinck sinte Joseph was XXXIII iaer alt ende III maent, doe hi Marien troude, nae onsen jaeren te rekenen, die van XII maenden syn. Maer naeden alden jaeren, die van tien maenden plagen te syn, doe was Joseph XL iaer alt. Hiermee is 't verhaal over Sint Jozef en de Heilige Maria uit. 't Is voor de kritische lezer duidelijk, dat we in dit verband bezwaarlijk kunnen spreken van letterkundige waarde. 't Is pretentieloos gerijmel, dat nochtans door de aanschouwelijkheid van voorstelling op de goedgelovige bevolking zeker evenveel indruk zal hebben gemaakt, zo niet meer, als de doorsneepreek uit die tijd. |
|