Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Leven en streven van de Veldbloem in Bilzen.Heeft Jan Berchmans Paquay 'n verdienstelijke bijdrage geleverd voor de geschiedenis van de rederijkers in BilzenGa naar voetnoot1), we zijn hem niet minder dankbaar voor de bijdrage 2) over de Kamer van Bilzen met haar landelijke naam de Veldbloem. De retrozijnen voerden als spreuk in hun schild: ‘Reuck vuldt en verheught’. Wil men de geschiedenis van de Bilzense Kamer zo volledig mogelijk weergeven, zo is men aangewezen op 't gemeente-archief van 't stadje, dat beschikt over 'n ‘Register der Rhethoricamer’, waarin de lotgevallen van 1738 tot 1837 staan geboekstaafd. Wat zich vóór 1738 heeft afgespeeld, is blijkbaar in dikke nevelen gehuld, met uitzondering van één lichtpuntje. Op folio 1 van vermeld register staat te lezen: ‘In onse oude archieven der Rhetorica van Bilsen bevind zig al dat int jare 1640 door de Rhetoricijns tragedien verthoont syn geworden; ita est (was getekend, J.N.) P. Timmermans, pastoor van Elsloo en prefect der Rhetorica Bilsen’. 't Is onaannemelijk, dat in 't eeuwenoude Belisia, waar de beroemde Godfried van Bouillon zijn moeder, Ida van Boolen, als abdis zag resideren, en waar 't oudste ‘Driekoningenspel’ afgeschreven en gespeeld werd rondom 1130Ga naar voetnoot3), geen toneelbedrijvigheid vóór en na 1500 zou te constateren zijn. Alleen reeds 't feit, dat er zes gilden hebben bestaan, nl. de ambachten van de plugers, brouwers, bekkers, cremers, gewantmeters en snijders, houdt in, dat er aan gezelligheidsleven moet gedaan zijn. Klemmender is 't reglement van 't schuttersgilde, op 19 mei 1569 goedgekeurd door de abdis Odilia van Beymelborch. Waar schutters zijn, daar is toneel! Spijtig genoeg liggen er geen bewijzen van toneelaktiviteit op tafel. Bij gebrek daaraan bepalen we ons tot 'n aantal opmerkingen over de periode na 1730. 'n Goed gebruik hield de vroedschap in ere door in 1730 'n aam bier te schenken aan de ‘alten schutten’ en wel op ‘Meydach’, op ‘Schietdach’ en op Sakramentsdag. De ‘jonge schutten’ viel 'n zelfde hoeveelheid in genoemd jaar ten deel. De 17de november 1738 zijn de vroegere ordonnantiën en voorschriften van de Veldtbloem herzien, vernieuwd ‘ende gereformeert’. Dit vernemen we op folio 2. De inleiding van de 18 paragrafen schrijven we over: ‘Alsoo in alle welgefondeerde vergaderingen ter aller tyden noodtsaeckelyck geweest is, datter uytgevonden syn seker | |
[pagina 62]
| |
wetten, ende ordonnantien waer aen een ieder (tot welstandt ende behaudenisse der selve) met vaste verbintenisse sigh comt te onderwerpen, soo ist wy insgelycken om onse redenrycke Kamer in standt en goede ordere te houden, eenpaerelyck hebben goet gevonden onse oude reglementen te renoveren ende in dese renovatie aen een iegelyck voor te houden, om aen deselve sigh als vroome en getrouwe lidtmaeten te verbinden, ende in alle poincten te verplichten’. De artikelen regelen niet enkel de gedragingen binnenskamers maar ook daarbuiten, zoals 't deelnemen aan de processies op de eerste zondagen van de maand, op 't feest van de H. Rozenkrans en Sakramentsdag. Bij die plechtigheden draagt elke rederijker 'n flambouw in rood en blauw. Afwezigheid wordt beboet. 'n Feestvergadering wordt jaarlijks belegd op 3 november, voor 't vieren van Sint Hubertus en op Driekoningen. Dan zullen de ‘medebroeders haer saemen vermaecken gelyckerwys, voor die tydt van de officieren der camere sal goet gevonden woorden’. Gepruttel na 'n regelmatige verkiezing is verboden. Evenzo vloeken, zweren, slaan, elkaar verwijten naar 't hoofd slingeren, ‘onteydige en quistige caartspelen’. Voorop dienen te staan broederlijke liefde en eendracht. In 't bestuur zetelen de praefect of directeur, aan wie de keus van de toneelstukken is voorbehouden. Hij deelt de rollen uit en leidt de repetities. Naast hem staat de ‘dispensier oft meester der camere’, plus z.g. officieren en 'n ‘Knaep’, 'n duvelstoejager. Uit par. 15 blijkt, dat er contacten bestaan hebben met broeders-in-de-kunst: aan wie toegang tot de Kamer niet ontzegd was, als zij lid waren van de ‘nabuerighe vereenighde camers’. Onder 't nieuwe reglement moest elk lid zijn handtekening zetten en aldus bekrachtigen 't verschuldigde ‘respect en eerbiedinghe aen den heer prinsch (sic) ende overigheyt der camere’. In 1738 signeerden: J. Mathys, pastoor van Bilzen, prefekt der ‘voorsyde camer’, P. Timmermans, vice-prefekt, J. Brouwers, Gerd Stassen, vice-pastoor, L. Palmans, L.J. Lousberghs, M. Van den Borne, confrer (sic), Antoon Swers, Joannes Broux, Jan Baertmans, Jan Vannut, G. Timmermans, Jan Wilmart, W. Berebroux. Sommige van deze ondertekenaars zijn mogelijk in 't bezit geweest van 'n program, gedrukt bij Ernestus Stravius te Hasselt i.v.m. een vertoning door de Veldtbloem op 5 oktober 1700, tien uur voormiddag! De wijdlopigheid van de aankondiging is à la de rederijkers. ‘Broederlicken haet voltrocken in den persoon van Ericus, Coninck van Sweden, opgehitst door quaeden raet en ingheven des duyvels, set Joannes, Hertog van Finlandt gevangen, vermoort twee van syn bloedt-verwanten en pedagog (sic). Gerick, person van Joannes en Carel gevraecht uit Stokholm ghelevert, wordt gheradbraeckt. | |
[pagina 63]
| |
Gerard van Oyenbrugge, uit de graven van Duras, baron de Roost en Elderen, vrijheer van Seille en Lauw etc. grooten marèchal van syne keurvorstelycke hoogheyt van Ceulen tot Luyck, Roets heere van synen ghemeynen raede, Lieutenant van den souvereynen leensale der lande van Luyck, 't hooft der edelen Staet van den lande van Luyck en graafschap Loon, commissaris van Maestricht, hoogen en souvereynen officier des ampts Bilsen etc. 'n Belangrijke gebeurtenis is 't confirmeren van de Veldbloem in al haar rechten door de prinsbisschop in 1739: Sub Cardinale Joanne Theodore Re-aedificor. In 1750 is ‘den Theatre, bestaende meestal in planken, vorken enz. gebruikt om cribben, ledecanten en schilderhuysen’ te vervaardigen. Wanneer alles kant en klaar is, springt de stad bij: Borgemeester en Magistraet accorderen aan de Rhetorica-camer die somme van 200 gulden eens, tot hulp int maken van eenen nieuwen theatre. Daar wordt natuurlijk op gespeeld. De ‘actie’ of spel is opgedragen aan Syne Excellentie den heer Lantcommandeur van Alden-Biessen in de Bilser kermis zesde oktober (1750), met applaudissement van alle ausculteurs, gelyck oock 2 comediens, te weten woensdags dito en sondags 11, welke laetste tot dankzegging van hooggemelde S.E. geschiedt is om de goede gratificatie en subsidie aen onse Rhetorica earner gedaen: f 200. Deze gulle toelage was niet toereikend om alle gemaakte onkosten en plooien recht te strijken. Die beliepen immers f 535, 11 stuiver voor 't timmerwerk enz., 't opzetten voor 't stadhuis honorarium aan ‘speellieden uyt Duytsland, idem van Munsterbilsen en St. Martenslinde, Schilderen der theatre, schilderloon van 't wapen’Ga naar voetnoot4). Met Bilzerkermis in 1751 zag de bevolking twee spelen opvoeren, waarvoor de pastoor Edmond de Horion, pas gekozen prefekt gevoelig zal geweest zijn. Aangezien de parochie gepatroniseerd werd door Sint Maurits en gezellen, viel de kermisviering op 22 september, of de zondag er voor dan wel er na. Grootscheeps bleek 't feest op 1 oktober 1761, door de Rhetorica camer ‘solemmelyck gecelebreert, onder geschut van kleine kanons, die geplant | |
[pagina 64]
| |
waeren op den borghbergh, en naer dry dagen het stadhuis en Rhetoricakamer met pot-à-feu en ander licht geïllumineert te hebben ten overstaan van d'Eerentfesten Borgemeesters, d' Heeren H. de Mathys en fr. Groutaers en gesworen met den geheelen Raed van Bilsen, het honderdste jaer van den H. Roosencrans, als synde d' Onbevlekte Moeder Godts, de vercosene patrones Rethorica alhier, altyt en over honderde jaren geweest, als wanneer ook de camer verciert was met veele schoone jaerschriften’. Een daarvan citeert Paquay ('t chronogram is voor de ontcijferaars niet zo moeilijk): RHETORICALES SODALES IVBILANT Hoeveel eeuwen de Veldtbloem oud was, valt nochtans nergens uit op te maken. De geboortedatum kan net zo goed vóór als na 1500 liggen. In 1781 was 't aantal liefhebbers sterk geslonken. Waren nog lid: Marten van de Laer, W. van de Laer, Peter Hustinx, Matthys Nijs, Walterus Cornelissen, J.H. Schreyvelle en J. Clercx. Eerstgenoemde was prins van de kamer (1780-84). Na zijn aftreden koos men pastoor Matthys Hechtermans (1784-87). Onder zijn bewind werd 't reglement in 1785 herzien. Met vastenavond 1787 (12 en 13 februari) hebben de ‘confreers op onse camer verthoont een spel van de vier tyden van het jaer, afbelding (sic) van het menschen leven, verbeelt in Don Juan en Claes zijn knecht, tot veel plaisier en vergenoegen van onse heeren borgemeesters, magistraet en verdere heeren en borgers der stadt verthoont’. Prins J.F. Maurissen kreeg de teugels in 1788 in handen en sloeg 't record van 'n voorzaat, G. Timmermans, drossart, 1751-75, door te regeren tot 1819! Onder hem werd in 1788 ‘den theater geheel in staet gesteld en van nieuwe gordynen voorzien’. Op 6 oktober 1788, bij gelegenheid van de kermis, werd een en ander ingewijd door 'n tragedie van den Czaar van Moscovien en synen soen Alexis Petrowits’. 't Treurspel is opgedragen aan Zijne ‘hoogwaerde Excellentie, den Hoog Eedelen hoogh gebooren heer Franciscus Joannes Nepomucenus Fidelis, vryheer van Reischack, ridder van den Duytschen order (sic), Landcommandeur der Bailly Ouden-Biessen’. De penningmeester zat in zorgen vanwege 't schilderen van 'n ‘overschoon wapen’ mitsgaders 't huren van de ‘beste moscovitse kleeders van Brusselt’. Daar kwam nog bij ‘het besorgen van alder beste musikanten van Luyck en Maestricht’. Daags daarop speelde men 'n spel van ‘Henricus den Vierden Coninck van Vranckryck en den hertog van Guise etc., opgedragen ter glorie van onsen seer Eerw. Heer Mathieu-Guil. HechtermansGa naar voetnoot5), pastoor deser stadt en seer yverigen hoofdman, in de beste romeynsche cleeders uitgevoerd’. 't Nieuwe | |
[pagina 65]
| |
blazoen was dat van de gevierde herder: gekanteelde toren, wijndruiftak, druiventros (gevierendeeld). Dit was de zwanezang. Niet gedagtekend is 'n stuk, waarin veel bloed vloeit: Bajazet, in vijf bedrijven en alexandrijnen opgebouwdGa naar voetnoot6). Ik acht het denkbaar, dat men 't spel geleend heeft van de Witte Lelie, die dit 12-9-1735 had gespeeld. Ofschoon 't buiten ons bestek valt, stippen we toch aan, dat in 1822 'n nieuw register werd aangelegd door de dispensier Schobben, lopend tot 1838. 'n Voortzetting hiervan is wellicht te danken aan prins Jan Nicolaas Beckers (1819-47), Willem Maurissen (prins van 1848-74), G.A. Gielen (1874-75), Emiel Barthels (1875-79) en Eduard Barthels (1879-13 augustus 1889)Ga naar voetnoot7). |
|