Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Sint Truien en de rederijkerij.In de vruchtbare Haspengouw stichtte Trudo vóór 700Ga naar voetnoot1) op 't erfdeel van zijn ouders, aan de Cysindrabeek, 'n kerk. De plek, Sachirinium genaamd, later als Zerkingen uitgesproken, zag 'n klooster verrijzen, van waaruit Trudo het evangelie verkondigde als medewerker van Theodardus en Lambertus, bisschoppen van Maastricht. Na 1000 wordt de abdij 'n beschavingshaard mede door hoogstaand onderwijs. Persoonlijkheden als de abt- en -kroniekschrijver Rodulf (± 6 maart 1138) en Willem van Rijckel (± 1272) verlenen aan Trudo's stichting glans en glorie. 't Is rondom deze abdij, dat zich de stad zal ontwikkelen, die men de naam van de regionale heilige geeft: Sint Truiden of Sint Truien. Door 'n tweeherigheid, zoals Maastricht gekend heeft, staat de vesting onder de prinsbisschop van Luik enerzijds en van de abt anderzijds. Voor de verdediging van huis en hof en haard dienen o.m. de gilden, gewapend met voet- of handboog alsook 't kloveniersgilde. Hun bloeitijd ligt vóór 1500 en is, ietwat romantisch gekleurd, door de historicus Dr. Jozef Lyna ‘Het Heldentijdperk van onze Schuttersgilden’ gedoodverfdGa naar voetnoot2). Dat heroieke heeft zich bij Kortrijk op 11 juli 1302 in de Gulden Sporenslag gedemonstreerd, en, op vreedzamer wijze, als ‘cohors balistariorum’ in 1310 en latere tijden. Van 17-24 juni 1441 nemen schutters uit Sint Truien, Tongeren, Maastricht deel aan 'n landjuweel in Luik. In 1458 tijgen de gildemannen van Sint Trudo naar Mechelen en veroveren daar 'n zilveren kan. Drie jaar daarvoor dongen ze met 53 groepen uit zuid en noord in Doornik naar de lauweren. Sint Truien keerde met 'n derde, eervolle onderscheiding huiswaarts. Ongeveer 1461 organiseert men ter plaatse 'n toernooi, waar ook die van Luik hun pijlen drilden. Uit verscheidene feiten meent Lyna te mogen besluiten, dat het schuttersgild van Sint Truien 't voornaamste in de Haspengouw is geweest. De binding schutterij en toneel treedt aan 't licht op 't landjuweel te Luik, waar esbatementen worden opgevoerd. Pas na 1500 openbaren archivalia rederijkersbedrijvigheid. De man die ons naar de bron van Veldekes Sint Servaaslegende voerde, Dr. August Kempeneers, heeft ook de sluier opgelicht, die lange tijd gehangen heeft over Sint Truiens rederijkersleven. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hij deed dit in 't maandblad ‘L'Ancien Pays de Looz’, 17de jaargang, 1913 (Hasselt) op blz. 11-13 en blz. 28-29, onder de titel ‘Bijdrage tot de geschiedenis van de Sint-Truidensche Rederijkerskamers’. Aan de ‘Geschiedenis van Zout-Leeuw’ door P.V. Bets, II 59, ontleent hij: ‘Alsdan (= in 1509) ontving (de Kamer van Zout-Leeuw) met grooten luister de rederijkerskamer van St. Truien die te Leeuw een vertooning kwam geven’. Twee dingen staan hiermee vast:
Welke kamer is 't oudst? Die van de ‘Roesencrans’ of de ‘Acoleyen’? Kempeneers put uit 'n officiële verordening, voorkomend in 't z.g. ‘Maendachboeck’ (1518-1544), folio 33, ten jare 1522, 'n doodvonnis. ‘Op maendach XXX dage merte, anno XVCXXII. De banbliksem was niet mis en doet denken aan Maastricht, waar de overheid onwillige rederijkers ontzag weet in te boezemen, door te schermen met 'n boete-bedevaart naar 't z.g. graf van Sint Jacobus te Compostella in Noord-West Spanje.
Er wordt ons niet onthuld, op grond waarvan de ijzeren roede is gehanteerd. De storm is evenwel vrij snel bedaard, wat men moet opmaken uit 'n raadsbesluit van 1523.
In de marginalia van voormeld ‘Maandachboeck’ staat te lezen: ‘Vernyent op maendach ultima augusti anno XVCXXIII’.
Alzo, men is de 31e augustus 1523 op de strenge beslissing van 30 maart 1522 teruggekomen.
'n Kwart eeuw nadien duiken nieuwe gegevens op.
't ‘Maendachboek’ uit de jaren 1547-1553, fol. 4, zegt: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||
‘Prima augusti (1547). Wederomme opgestelt die wagens enz. vander Acoleyen ende Rosencrans’Ga naar voetnoot3). Zelfbewust noteert de bedaagde stadssecretaris Joannes Rueghere in 't latijn hierachter: ‘Stultitie nostre non est finis’. Beluistert men hierin 'n toespeling op Desiderius Erasmus' Laus Stultitiae (Lof der Zotheid) of Encomium moriae, in 1508 aan zijn dierbare Thomas Morus opgedragen? De 23e juli 1548 vermeldt bedoeld register (fol. 14 vo): ‘Der Acoleyen, Rosencrans enz. tegen dese toekomende foere (= foire, kermis) dat altheercomen om die processie te helpen vercieren’. De magistraat wist medewerking te belonen. Als de rederijkers op Palmzondag, 29-3-1550 'n stichtelijk stuk hebben opgevoerd, komt de dag daarna de vergoeding. ‘Den Roesencrans 2 ayemen biers om dat sy ghisteren op palmdach speelden’ enz. Twee jaar voordien was 'n zelfde hoeveelheid gerstenat aan de zustervereniging, de Acoleyen geschonken. Net zo gebeurde op 2 april 1548 t.a.v. de Rosencrans. Bij deze gelegenheden noch bij volgende kan men opmaken, waarvoor de toelage geschonken is. De 8e april 1549: ‘Der Acoleyen een aem halff stuvers biers’. Ondanks de wintermaand schenkt de gemeente 23-12-1549: ‘Den ghesellen vanden Roesencrans 2 aymen biers halff stuvers’. Op 24 maart 1550: ‘Der Acoleyen 2 ayemen biers’. Ietwat onwennig klinkt in 't oor: ‘Item den Rosencrans ende der Acoleyen elcken eenen witten boem’ (11-4-1552). Nogmaals voor de Rosencrans twee amen biers op 13 maart 1553. Heel summier is de mededeling, dat de Acoleyen ± 1560 't ‘Leven van Sintruyden in retherycxsche dichte’ opvoerden. We menen er goed aan te doen bij dit hagiografisch-legendarisch spel iets langer stil te staanGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||
't Spel was zó uitvoerig, dat men de eerste helft 't ene jaar, de tweede helft 's jaars daarna opvoerde. Behalve de heiligheid van de geloofsverkondiger Trudo, wordt wel heel fel in 't licht gesteld de figuur van ‘Baalberith, duyvel’ der gramschap en ‘Leviathan, duyvel der hoverdyen’. ‘Met een kunstigrijmend scheld-refrein’ opent Lucifer ‘sittende in de helle’ tegen de trawanten voornoemd. In stychomythieën wordt levendig gedisputeerd, soms zonder inhoud, vaak met peper en zout en sambal, door de zonen van de helse spelonken. Maar | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||
God verlaat zijn trouwe dienaar Trudo niet. Als deze tenslotte de geest geeft, stijgt zijn ziel ten hemel in de gedaante van 'n ‘clijn kindeken’... ‘heel bloet ende naeckt’. Engelen dragen dit in 't gouden Paradijs ten spijt van tierende satans. Ontegenzeggelijk zullen de toeschouwers de ‘duvelrieën’ met smaak hebben gadegeslagen en beluisterd, en ingestemd met de volkswijsheid die ze ten beste gaven. Evenals in de Franse, Engelse en Duitse drama's is 't de dichter te doen om de duivel als komische figuur aan de lachlust en bespotting prijs te geven. Door hun mimiek, hun grijnzen, grollen en sprongen worden de ‘diableries’ grotesk, wat de vrolijkheid op 't mooie marktplein van Sint Truien stellig zal verhoogd hebbenGa naar voetnoot8). Ernest SoensGa naar voetnoot9) heeft voor 'n groot deel gelijk, als hij opmerkt, dat de duivel-rollen in dit stuk ‘de ziel van het spel zijn.’ De dominikaanse dramaturg schrikt voor geen enkele platheid terug, maar put uit de bronnen van 't Haspenhouwse realisme met onverholen welbehagen. Ironie, sarkasme, cynisme bezigt Fastraets om beurten, waardoor 't volk dubbel genoten zal hebben, zowel van 'n hinkepinkende Leviathan ‘op twee crucken’ als van de gekwetste Baalberith, wiens kop in 'n verband is gewikkeld vanwege kwetsuren, zowel van de schuimbekkende Lucifer, die zich de begeerde prooi, Sint Trudo, ziet ontsnappen als van de machteloze, helse draken die 't onderspit delven tegen de machtige patroon van de goede stad Sint Truien. Als 't waar is, dat grote gebeurtenissen hun schaduwen vooruitwerpen, zo geldt zulks eveneens van de Tachtigjarige oorlog. In 1565 rommelt 't in de Haspengouw. Krijgskreten klinken in... de krocht van Sint Trudo's abdij: ‘Vivent les Gueux!’. Door list en kracht is men daar binnengedrongen, om de opstand tegen Spanje voor te bereiden en nieuwlichterij te verkondigen, die straks door 'n beeldenstorm onherstelbare schade zal berokkenen aan kunst en kultuur. Bracht Willem de Zwijger begin 1568 nog gastvrije uren door in 't studiehuis van Sint Truien, in de schaduw van de Leuvense Universiteit, op 15 oktober 1568 staan Lodewijk van Nassau en Willem van der Marck met 700 infanteristen voor de abdijpoort. Vijftienduizend daalders eisen zij als losprijs, weldra verhoogd tot 't dubbele bedrag, als abt Christophorus ontdekt en gevangen genomen wordt. 's Jaars daarop herkrijgt hij de vrijheid ad f 17.000! Terecht noemt Endepols dit 'n ‘zwarte bladzijde’ in de historie van Sint Trudo's erfgoed. Was er in dergelijke troebele tijden plaats voor rederijkerij? 'n Charter (in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||
afschrift) van 28 juli 1570 houdt 'n ondubbelzinnig antwoord in. 'n ‘Documentboek’ zegt: ‘Allen ende eenen yegelycken die dese teghenwoerdighe chaerte sullen aensien ofte hooren lesen, zy condt ende kinlyck by desen, dat, alsoe inden jaer naeder gheboerten Ons Heeren duysent vijffhondert ende achtensestigh, bij den grooten troublen dese landen van Luyck ende deser stadt Sintruyden (des God erbermen wille) overghecomen, alhier binner deser selver stadt Sintruyden, onder meer andere, zyn nedergheleyt gheweest twee cameren vanden ghesellen van Rhetorycke, die eene ghenaempt den Roosencrans ende die andere die Akeleye, ende dat eensdeels om den inwendigen schimp, noet ende gheduerighen twist ende tweedracht, die altyd groejende was tusschen den ghesellen van beyde den voerseyden cameren, ende meer andere pregnante redenen, ende om argher ende meer imminenten periculen die uyt desen twiste hadden mogen naxeeren ende oprysen, te eviteren’. Evenals 'n kleine halve eeuw hiervoor luidt 'n doodsklokje over de rederijkers in de veste van Sint Trudo! 't Veldwinnend protestantisme in 't prinsbisdom is daar mede debet aan. Vergeefs had de stedelijke regering in 1564 paal en perk trachten te stellen aan de propaganda van de Reformatie. Benediktynen noch Franciscanen hielden 'n bijeenkomst van 200 edellieden e.a. in Sint Truien in 1566 tegen. Voorstanders van de Prins van Oranje en aanhangers van 't oude regiem raakten slaags, en de duitse huurlingen vielen de stads-sleutels in handen. Strijdliederen of politieke refereinen veranderden weinig aan de bezettingstoestanden, totdat in 1569 de zuivering begon. Akoleyen en Rosencrans werden opgedoekt, om plaats te maken voor 'n nieuwe kamer, ‘ghenaempt die Olyftack’. Deze sproot voort uit de ‘Reformatie der stadt St. Truyen anno 1569 aprilis 23’. 's Jaars daarna ontwierp men aangepaste statuten, die 'n wedergeboorte van de krakelende kannekijkers van voorheen ten enenmale de pas afsneden. Wij sluiten dit onderdeel af met de eed die gelijktijdig gold voor de schutters en de ‘Rethorisynen respectivelyck’. Gerard van Groesbeek, prinsbisschop enerzijds, en Christoffel vander Blockeryen, ‘bij Godts gehenkenisse abt des couvents van St. Truyden, beyde heeren der selver stadt’ anderzijds, stellen 23 april 1569 vast: ‘Ick zwere dat ick door Godts genaden oprecht, hertelyck ende ongeveynsdelyck halde, volge ende belyde ende altydt halden, volgen ende beleyden sal onsen aide catholyke roomschen geloove ende religie; dat sal ick veesen getrouwe, behulpich, onderdanigh ende in alle noode bystendigh beyde onse heeren, hunne scholteten, de borgermeesteren ende raedt deser stadt St. Truyden, ende my tot hunne requisitie altydt in woepenen gereedt ende veerdich laeten vinden, sonder eenige excusatie: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ende ick en sal niet procureren int heymelyck oft int openbaer by my selve oft yemanten anders in mynen naem tegens die hoogheyt, jurisdictie ende gerechtigheyt van beyde onse heeren voorschreven. Wie op 't spel van Sint Trudo iets dieper wil ingaan, kan daarvoor op de eerste plaats terecht bij Gerrit Kalff, Trou moet blyckenGa naar voetnoot11). Joseph Endepols heeft zich na Kalff intensief met dit toneelstuk beziggehouden, zoals uit verschillende publikaties blijktGa naar voetnoot12). 't Is diep te betreuren, dat zijn verzwakt gezichtsvermogen niet toelaat, 'n nieuwe kritische uitgave van 't Trudospel te verzorgen. Wie de hoop mocht koesteren enig verhelderend materiaal over 't spel op te diepen uit de rijke bron ‘Cartulaire de l'Abbaye de Saint-Trond’, uitgegeven door Charles Piot, wordt teleurgesteld. Alleen de eedsformule van de rederijkers biedt 'n schrale troost, zo ook de officieel geregelde opheffing van de twee kamers op 23 april 1569Ga naar voetnoot13). |
|