Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Rederijkersleven in Tongeren.De 22ste december 1851 werden in Tongeren de 17 artikelen goedgekeurd, neergelegd in de ‘Statuts de la Société scientifique et littéraire du Limbourg’. 't Franskiljonisme had wederom kans gezien eigen taalbewustzijn te verdringenGa naar voetnoot1). De eerste bestuurders wisten onder aanvoering van advokaat Jaminé, de journalist Driesen en de vertegenwoordiger van de Nationale Bank, Perreau, hun wil op te leggen aan de 16 medeleden, de drie ereleden en de 16 briefwisselende leden, waaronder drie Maastrichtenaars (Franquinet, Kersman en Schaepkens). Buiten enige citaten in laat middelnederlands ontbreekt onze taal in de eerste bundel (312 blz.) volkomen (Tongres 1852). Toch mogen we de secretaris van dit gezelschap, nl. Frans Driesen, dankzeggen voor 't licht, dat hij heeft laten schijnen over ‘Les chambres de Rhétorique dans le Limbourg’ (pp. 76-95). 't Is begrijpelijk en vergeeflijk, dat zelfs 'n gewetensvol speurder als Dr. J.J. Mak geen kennis droeg van deze bijdrage, gewijd aan de ‘Rhétorique de Tongres’, met name ‘De Witte Lelie’. Driesen somt 'n aantal stukken op, toegeschreven aan Jan Peeters, pseudoniem Curtius, die ruim twintig jaar aktief was als rederijker, en als geestelijke verbonden was aan de Onze Lieve Vrouwekerk ter plaatse. 'n Verdienste van Driesen achten we 't afdrukken van een Oud Liedeken, dat uit vier strofen van zes regels bestaat, gevolgd door 'n twee-regelig refrein: ‘Vive la Rhetorica, schoon edel bloeme / Schoon als den dagheraet’. In alle vier strofen wordt gezinspeeld op der ‘Leliën aert’, terwijl 't slot-couplet tevens de kernspreuk behelst: ‘Princelyke Gildekens,
Weest fraey in u opset.
Hanteert d'schoone maegdekens,
Alle droefheyt van u set;
Reyn Lelie Onbesmet,
Soo is der Leliën aert.
Vive la Rhetorica enz.
Op blz. 76 is 'n reproduktie aangebracht van 't blazoen, door Driesen aldus omschreven: ‘Les armoires de la Rhétorique qui sont soigneusement dessinées dans ses archives étaient d'azur à la fleur de lys; l'écusson timbré d'un pétase s'appuie sur deux caducées en sautoir, symboles de la paix’ (o.c., p. 84). 'n Waardevolle inlichting geeft Driesen in een ‘Appendice’ door af te drukken de z.g. ‘Caerte der Rhetorycken’ (blz. 93-94), waarin twaalf artikelen zijn opgenomen, die we als bijlage ter kennis van de lezer brengen. Ruim 'n halve eeuw heeft 't geduurd, eer 'n geschiedkundige voor de archivalia van de Witte Lelie ging zitten. Jan Berchmans Paquay, geboren op 17 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||
januari 1878, priester gewijd 22 september 1900, heeft in de jaren van zijn kapelaanschap aan de Onze Lieve Vrouwekerk te Tongeren (zijn geboorteplaats), tussen 1906 en 1915, grondige studie gemaakt van de oude stad en haar lotgevallen. Tevoren had hij als lid van het Leesgezelschap van Hasselt 'n diepgaand onderzoek ingesteld naar de bronnen van de Tongerse rederijkerskamer. In 't jaarboek van bedoelde vereniging, ‘Limburgsche Bijdragen’, jg. 1904-05 en jg. 1905-06, resp. blz. 105-174 en 99-205 legde hij de resultaten van nauwgezet speuren neer. Verbeterd of herzien is zijn werk niet. 't Wachten is thans op de edities van de toneelstukken die in Tongeren ten stadhuize bewaard worden door de conservator Henry BaillienGa naar voetnoot2). Paquay zet zijn werk aldus op:
Evenmin als bij andere kamers valt de geboortedatum van de Witte Lelie vast te stellen. Waren in de noodlottige nacht van 28 op 29 augustus 1677 de oorkonden e.a. gered, zo zouden we over betrouwbare gegevens beschikken omtrent de vroegste tekenen van leven. 'n Onweerlegbaar bewijs voor 't bestaan vormt de zilveren erepenning uit 1531. De toenmalige co-adjutor van Luik, Cornelis van Zevenbergen, heeft niet enkel 't ‘honorabel collegium... geapprobeert en geconfirmeert’, maar als bewijs van genegenheid geschonken 'n ‘costelycke schulp’, zwaar ‘over de 10 oncen’. De ‘magnifique silvere schulp’ is in 1739 beschreven. We nemen er iets van over. Bovenaan 'n dubbele gekroonde adelaar, 't wapen van de keizer. 't Middenstuk bevat 'n zittende Madonna met op haar schoot 't Jezuskind, beiden met de voeten rustend in 'n ontplooide lelie. Stralen schieten in alle richtingen tot aan de twee kolommen, op de ene is 15, op de andere 31 gegrift. De dwarsbalk boven toont de tekst: O hoogste VerheVe keYserInne/ en die beneden: ter noot Marla Weest ons VrIenDInne (samen 'n chronogram vormend). In 't segment van de binnenste cirkel leest men: REYN LYLYE ONBESMET. Links en rechts staan twee nazaten van Ambiorix, 'n knots over de schouder, in de hand 'n wapenschild torsend, 't ene toebehorend aan de milde gever, Cornelius a Bergis, 't andere aan de stad Tongeren. ‘De meerest van de (bui- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ten) cirkel is rontom seer costelyck en fraey geflorageert op d'ouwe mode’. Uit de drie decennia vóór de brand van 1677 zijn overgeleverd 29 tekeningen van blazoenen, die resp. weergeven wapenschild, familienaam en jaartal van de z.g. hoofdmannen. De oorspronkelijke zilveren voorstellingen werden aan de ‘craegh’ gehangen, die de prins op gezette tijden als ambtsketen om de hals hing. Domheid, luiheid en wansmaak hebben in 1779 kans gezien de kostbare halsketting te laten smelten. In 1780 was men in 't bezit van 'n heel wat lichtere keten en kon men van 't overschietend sommetje 'n nieuwe standaard, 46 cm2, in blauwe zijde aanschaffen. 'n Lelie in zilver gaf de nodige fonkeling. *** De stedelijke oorkonden van Tongeren, gebundeld in een ‘Registrum negotiorum et plebiscitorum’, 1517-1705, behelzen o.m. de ‘Blijde incomst van den aldergenedigsten Heer Cornelis de Bergis’, die plaatsgreep op 9 oktober 1538, toen de nieuwe prins-bisschop in Tongeren werd gehuldigd. Voor de Witte Lelie-leden was dit 'n welkome gelegenheid, hun heer in dicht en ondicht te begroeten. ‘Item die rhetorisyns deser stadt hadden ghemaect seven scavotten ende op elck eenen berch behoorlycken appointeert ende met cleyderen ende groene voederlaken omhangen, welcken berghen ghenomen waren uter Bybelen ter eeren ons ghenedigen toenaem van Sevenberghen, ende met grooten letteren ende rollen behangen buyten Cruyspoort op die scavotten ende in vele andere manieren uter heyliger scrift ghenomen tot eer ende looff ons ghenedigen heeren’. 'n Andere inkomst die reden tot blijdschap gaf, was die van de prinsbisschop Gerard van Groesbeek op 19 juni 1565. Tevoren was deze in Maastricht onthaald. 's Avonds voerden onze rederijkers 'n proloog op, gedicht door één van de Kanunniken Regulieren, Jan van Herck. 'n Blijspel of esbatement hield de gasten en de bevolking tot na middernacht uit de slaap. Tekst noch titel zijn bekend. De rhetorisijns moeten wel heel vaak zijn opgetreden en bij de stadsregering in 'n goed blaadje hebben gestaan. Immers in 1582 voteerde de gemeenteraad 'n jaarlijkse toelage van 12 gulden. Bij gebrek aan gegevens weet Paquay over de 16de eeuw geen mededelingen te doen. Over de 12 artikelen van de Caerte, ook genaamd standregels, is hierboven al iets gezegd. We verwijzen naar de bijlage, waarin we de bepalingen afdrukken. Evenals in Maastricht, Hasselt, Loon, Bilzen, Sint Truien is de naam van de Tongerse kamer ontleend aan de flora. De lelie was en is 't beeld van de onschuld, van de maagdelijkheid. Volgens Hs. C. 94 is sprake van de ‘sachtmoedige reyn Lelie Maria, waerde patronesse der Kamer’. De leuze of spreuk is al vermeld: Reyn Lelie Onbesmet, vereeuwigd in de inscriptie van de penning, door Cornelis van Zevenbergen geschonken. Nog 'n tweetal rijmpjes deden dienst als spreuk: ‘Niet liever als den iever’ en ‘Jont verweckt kont’. Beide komen voor op 't wapenschild van de kamer (zie titelblad van Hs. B.). Voor de historicus is interessant de serie ‘Ordonnantien eendrachtelyck ver- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||
draegen bij de geselschap, om tot eer en profyt der selver altyt onderhouden te worden’. Liefst 43 bepalingen handelen over velerlei verplichtingen, verkiezingen, verboden, boeten. Ze worden gevolgd door 'n vijftal eedsformules. Deze hebben betrekking op de gezellen en broeders, de prins, de hoofdman, de meesters en degenen die met de ‘valuatie’ belast waren (in casu roerende goederen). Was 't bestuur aanvankelijk vrij beperkt, geleidelijk aan is 't uitgebreid tot zeven hoofdmannen. De prins werd in 'n zitting buiten de wallen, aan de Yzerenbron op 't Broeck, de eerste zondag van mei gekozen. Hij alleen droeg de kostbare ‘craegh’. Tot 1749 is deze funktie vervuld. Toen verving men ze door 'n vice-princeps of senior. Merkwaardig is de verkiezing van 'n prinses, ‘het dochterken van onsen wijlen confrere Joan Buecken’. Op 1 mei 1699 plantte men voor haar woning 'n meiboom. Uit de 18de eeuw zijn 'n paar namen van prinsessen bewaard: juffrouw Moers, opgevolgd door Marie Lucie van der Maesen, verkozen 16 maart 1749. De achtste april 1749 werd een edelsmid belast met ‘eene lelie op het costelyckste graveeren, waer op zou uitgedreven staen de Moeder Godts, ons lieve patroness, sittende in een open lelie, van boven een overschoonen diamant geselt in 't silver, van achter vergult ende den rinck van puer gout’ (Hs. C. 16). Solemneel werd dit kostbaar onderscheidingsteken door de kamer aangeboden. 'n Lange volzin geeft ons 'n aardig beeld van de uitreiking. ‘De compagnie onder den standart op het magnifieqste gequipeert te peerd sittende en vergadert voor onse Kamer, syn 't samenderhant den pleyn op eene linie gerangeert staende voor het huys van onse princes, is haer de bovengesegde lelie op een silvere schotel door onse twee meesters worden gepresenteert, welcke sy, seer gratieus ontfangen hebbende, gaf order aen de meesters, om de cocardes aen alle broeders uyt te deylen. Synde de selve vol witte lelien in 't silver fraey geborduert, welcke cocardes onse waerde princesse door haer last te Luyck heeft doen maecken. Ende aldus eenieder syn lelie met de nieuwe cocarde op de borst hangende, wierden ondertussen met twederley wyn heerlyck beschoncken’. Er zal diepe verslagenheid en rouw zijn geweest, toen deze gulle gastvrouw en jonge echtgenote van de stads-commissaris M.H. Saren op 29 november 1751, 't tijdelijke met 't eeuwige verwisselde. De verkiezing van 'n meygraef ging met 't protocol gepaard en wel op de eerste meidag. Ook dit feest vond buiten de stad plaats, op de plek genaamd Handlinde bij Berg, 'n paar kilometer buiten de Maastrichter poort. 't Kappen van meibomen werd graag toegestaan door de eigenaars van 's Heren-Elderen, die de rederijkers bovendien gul onthaalden. Van acht tot twaalf duurde dit folkloristisch festijn, waarbij de ruiterij van de retrozijnen volop gelegenheid kreeg 't beste beentje voor te zetten. 'n Lange lijst van schatbewaarders of meesters is overgeleverd. Ze loopt van 15 augustus 1700 tot 1783. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De banden tussen Tongeren en Tricht kregen 'n accent, doordat o.m. lid waren Thomas Georgius de Fontaine, die, naast verscheidene functies, als secretaris van 't Servaaskapittel in Maastricht dienst deed; Robertus Winckelsels, o.a. rentmeester van bedoeld kapittel; Walterus Loyens van Maastricht; Jacobus Buecken, kanunnik van Sint Servaaskerk en pastoor van Sint Mathijs te Tricht; Melchior Franciscus Sauveur van Ulestraten, predikheer in Maastricht; Henricus Bruysterbos van Tricht; Guilelmus Van der Meer, idem; Wilhelm Van der Meer, idem. Vermelden wij nog, dat in de Tongerse processies vlak voor de rederijkers liepen de Troyanen of Zweertdansers, ook Torgoti of Machielen genoemd, ‘synde d'oudste deser stadt’. Ofschoon van kerkelijke zijde elders meermalen tegen deze soort deelnemers bezwaren zijn gerezen, is ons van buitensporigheden der Troyanen niets gebleken, waardoor hun traditie tot diep in de achttiende eeuw wist stand te houden. Thans volge 'n samenvatting van de toneelvertoningen die overtuigend is voor de aldoor opnieuw aan 't licht tredende aktiviteit van de Witte Lelie. Beknoptheidshalve bepalen we ons tot 't overzicht van titel en data, in de hoop elders over een en ander te kunnen uitweiden. 1. Esbatement of blijspel, 9 oktober 1538. 2. Esbatement of blijspel, 19 juni 1565. 3. Esbatement of blijspel, september 1582. 4. Dogmatisch Sinnespel, 16 september 1631. 5. De groten Koning Tongrus, september 1682. 6. Titus en Aran, september 1686. 7. Hamlet, september 1682? 7a. Broedermoord gestraft in Domitianus, XII Keyser van Roomen, 17 september 1699Ga naar voetnoot3). 8. Carolus of Elisabeth van Hungarien, 1699 (in zes delen). 9. Bloedige onderganck van den stam door Tachmas, coninck van Persen naer gelaeten, waervan thien soonen ende syn eenighe dochter Peria Concona door staetsuchtighen vraeck door sweert en stropp sneuvelden (niet opgevoerd, geschreven tussen 1700 en september 1705). 10. Keyser Phocas oft Cruysvindinghe (1868 verzen) in drie delen en vier vertoningen, eindigend met de plechtige draging van Christus' kruis door de nederige keizer Heraclius. Waarschijnlijk gespeeld in september 1700. 11. Leo, keijser van Armenien, 10 september 1714Ga naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||
12. Esther en Assuerus (bijbels treurspel met 22 rollen, waarbij acteurs als vrouwen speelden). De opvoering kan in 1714 geschied zijn, of iets later. 13. Titus van Japonien, geconstrueerd door de eerwaarde heer Bernardus Ruvens, lid van de Witte Lelie, sinds 1714. In 1348 versregels kregen de toeschouwers 'n christenvervolging in Japan te verwerken op 16 september 1715. 14. Wellicht nadien voerde men op ‘Keyser Otto III en Alphonsus van Modem’, ten dele 'n allegorisch spel. 15. Constantia, treurspel ten schouwburgh gestelt bij de edele konst- en rederycke camer der Witte Lelie, binnen Tongeren, woensdag 18 september 1715, ‘ten 3 uren naer middagh met Hemels Zegen’. 't Berijmd geheel is afkomstig van Petrus Alexander Pisart, Rector van de Kapel van Offelken († 31-1-1717). 't Is opgedragen aan de ‘constminnende heeren en medebroeders der Reden-rycke cameren van de vier naburige Nederduytsche steden’. Voor 't program zorgde Lambert Bertus, stadts-drucker ende Boeckverkooper tegenover de P.P. Predickheren in Maastricht. De constructie bestaat uit vijf delen, 'n Voor-Reden en 'n Naer-Reden, mitsgaders vijf Verthooningen. Zowel de Cham der Tartaren als zijn christengemalin Constantia spelen de hoofdrol. Moord en doodslag vormen de groatste aantrekkelijkheid. 16. Aelius Seianus is opgedragen aan 't stadsbestuur. Bernardus Ruvens heeft het ‘in rym gestelt’ (1428 verzen) en herinnert aan de kamerspreuk ‘Deught baert vreught, nyt baert spyt’. Dit leest men in 't program, gedrukt door Lambert Bertus voornoemd. Opvoering: maandag 13 september 1717, drie uur n.m. ‘De heurspeelders’ worden allen genoemd, zowel Tiberius, keizer van Rome als zijn mederijksbestierden Aelius Seianus, Agrippina (weduwe van Germanicus), Livia (weduwe Drusus), alsmede raadsheren, burgers van Rome en soldaten. In de voorrede treedt Apollo op. Daarna ontwikkelen zich de vijf ‘vertooghen’. Er vloeit niet alleen bloed, maar men komt ook tot uitspattingen door mishandeling van 'n lijk. En dit ‘alles tot meerder Eere ende Glorie Godts ende van de Allerheylighste Maget Maria, welcke is de Reyn Lelie Onbesmet’. 17. Tijdens 't leven van Pisart is nog gespeeld 'n treurspel Samson, 48 bladzijden, dat wel ver beneden Vondels Samson of Heilige Wraeck ligt. 18. Hetzelfde geldt voor Salomon, in 1116 verzen aaneengelijmd (56 blz.). 19. Irene en Nicephore is opgedragen aan de Maecenas Jan Lodewijk van Oyembrugge, eerst proost van het kapittel in Tongeren sedert 24 oktober en vervolgens deken van de Luikse Kathedraal. 't Drama is uit vijf bedrijven opgebouwd. Lambert Bertus drukte de programma's in 't frans. De opvoering geschiedde 10 september 1731. 't Handschrift telt 76 blz. De dichter is de aktieve rederijker Jan Hamelaers, tevens regisseur. 20. Bloederig in hoge graad is ‘Onderganck van Bajazeth’. Het publiek smulde ervan op kermismaandag 12 september 1735. Burgemeesters en gemeenteraad waren met de opdracht vereerd. Lambert Bertus drukte het program, waarop de spreuk ‘Niet liever als den lever’ (vijf bedrijven). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De menigte ziet de stad Macedonië, Theres genaamd. Griekse prinsen spannen samen tegen de Turken. Keizer Bajazeth doet 'n inval in Griekenland, waardoor Emanuel Paleologus de hulp van Tamerlan, Cham van de Hord-Tartaren inroept. Met de overmoedige Bajazeth loopt 't slecht af. Na aanvankelijk succes op 't slagveld, raakt hij in krijgsgevangenschap, om als slaaf aan 't hof van Tamerland zelfmoord te plegen. 21. 'n Bijbels treurspel is Antiochus en de zeven Mackabeërs. Wanneer 't werd opgevoerd, staat nergens geschreven. 22. 'n Blij-eindend spel is ‘Jan Gerin, eremyt’. Ten dele speelt dit in Barcelona, aan 't hof van de graaf van Catalonië. De copiïst zegt niet, wanneer men 't spel vertoond heeft. 23. De tragedie ‘Herodes’ ook genoemd ‘Het treurspel van Marianne’, of ‘Marianne en Herodes’, is gespeeld op 1 september 1736. 24. Vondels Jeptha of Offerbelofte (1659) kreeg 'n mededinger in ‘Iphis en Jephte’. Met enige zelfvoldaanheid zegt de regisseur: ‘Alsoo hebben wy naer twee of drymael geprobeert te hebben, de selve tragedie op den 13 en 14 September (1745) tot verwonderinge van ieder, en seer loffelyck uytgevoert, en den 17 (september), feestdagh van sint Lambert, hebben wy oock een fraeye clucht gespeelt op welcken dagh de magistraet om den goeden uytval van onse spelen ons vereert heeft twee tonnen bier op de camer te verteeren’. 25. Uit de rollen van dit blij-eindig spel blijkt, dat we te maken hebben met ‘Rosalinde, hertoginne van Savoyen’ (te Antwerpen in druk verschenen en daar door de Olyftack gespeeld). 26. Door de medewerking van 't stedelijk bestuurGa naar voetnoot5) was de Witte Lelie tijdens de kermis in 1749 (15 en 16 september) in staat gesteld, op 'n nieuw toneel te spelen. Het eerst kwam aan de beurt 'n treurspel uit 1714, nl. ‘Leo, keyser van Armenen’. 27. Daarna speelde men ‘Eduard den tweeden, koning van Engeland’, ('t is opgedragen aan de jonggestorven princesse Marie-Lucie Van der Maesen (die er graag 20 ducaten voor over had i.v.m. de onkosten van de vertoning). In drie bedrijven ziet de menigte hofintriges, sluipmoorden en dgl. 28. De 17de september 1749 voerden de studenten van de latijnse school 'n niet nader aangeduide klucht op. De praefectuur van de Augustijnen R.D. Prenten, betaalde voor 't ‘warberen en schilderen van 't theater, nieuwe wapens, postueren’ enz. 50 gulden. 29. In 1749 zag men ook 't ‘Spel van Magdalena oft de bekeerde Sondaeres’. Vanwege 't nieuw-testamentisch karakter speelde men dit op donderdag voor Palm-zondag en op maandag en woensdag daarna. Volgens 'n aantekening is ‘gemelt spel seer constigh uytgevoert’. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||
30. De 23ste en 25ste maart 1750 voerde men de ‘Passie Christi’ op. Dat was in de Goede Week, en 't stuk viel zeer in de smaak. Immers ‘tot applaudissement en groote verwonderinge van alle de toesienders, hetgene, soo men de enghte der plaetse gaet considereren en te meer soo temeraire stoutigheyt, schynt boven natuer te wesen. Aldus sy, met recht en reden, eer en loff toegeschreven aen de iverige rhetorycken deser stadt Tongeren, en bysonder aen onsen loffweerdigen meygrave L.G. van der Meer die de rude(?) personagie van Christus wonderlyck volvoert heeft...’. De mecenas, kanunnik Arnoldus Josephus De Stordeur, verbonden aan de O.L. Vrouwekerk, liet zich niet kennen en schonk 13 ducaten voor de 1492 verzen en gemaakte onkosten. De ‘lijdende en stervende Christus’ is opgebouwd uit drie bedrijven en behandelt de evangelietekst, te beginnen met de samenzwering van Annas, Caïphas e.a., om te besluiten met de dood van de Heiland op Calvarieberg. 31. De kermis van 1750 werd gedenkwaardig door de opvoering van twee stukken. ‘Pharamund en Don Petro’ was twee maanden te voren opgedragen aan burgemeesters en raadsleden, die zich van hun beste zijde lieten kennen door 'n subsidie van f 150,-. Op Sicilië ruimt 'n aantal hovelingen prins Pharamund op, terwijl de aanstoker Don Petro met de weduwe, Theresa, trouwt. De zoon van de vermoorde zint op wraak, terwijl hij zich waanzinnig houdt. Hij weet de dood van z'n vader te wreken. 32. Als vervolg mag men beschouwen ‘Clodemans Onderganck’ (1680 verzen). 33. Voor de klucht ‘Arlequin Astrologant, cleynkint, statue, papegaey en notaris’ had de Raad 25 gld. extra gevoteerd. Men zal gegrinnikt hebben met de grappen en grollen en de gewaagde toespelingen. In 1736 was 't stuk al in Brussel gespeeld door de Olyftak (4 bedrijven). 34. Omstreeks deze tijd is opgevoerd ‘D'Hongaersche Beroerten, gedempt door den glorieusen Leopoldus, Roomsch Keyser, den eersten van desen naem, oft Onderganck van de graven Nadasti, Sirini en Francipani’. Allegorisch is 't voorspel, waarin optreden ‘Hongaria, verbeelt in de gedaente van eene weduwe met twee weeskinderen representeerende de croone ende het waepenschilt van het ryck, beweenende het bederf enden jammerlycken staet des lants, beclaegend d'oneynigheyt der hongaarsche magnaten, wordt door de Ootmoedigheyt vertroost en ruste toegeseyt’. Of de 22 acteurs genoegen hebben beleefd, kunnen we nergens lezen in de 70 blz. van handschrift nr. 9. 35. De kermisvreugde werd verhoogd op 13 en 14 september 1751 door twee tragedies. 'n Reprise betekende Constantia (zie 18 september 1715), dat verscheidene toeschouwers zich konden herinneren. Aangezien 't spel was opgedragen aan de burgervaders plus de vroedschap, hoeft de toelage van f 200, - niet te verbazen. 't Manuscript behelst 'n aardige notitie ‘Alle acteurs hebben sig soodanig gedistingueert, namentlyck nogtans in het spel van Laurentius om syne swaere en konstige uytwerksels, dat onsen heer Macenas, alle onse nabuerige con- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||
fratres beneffens andere konstminnende heeren, ja, alle menschen en boeren (sic) hebben beleden en opregtelyck verclaert, dat sy hun leven lanck en misschien noyt soo magnifique en onverbeterlycke uytvoeringe ivers (= elders, J.N.) meer geëxecuteerd was, soodat de brave acteurs door hunnen loffelycken yver en konste wel weerdigh syn, dat haere naemen alhier geexprimeert worden, ter eeuwiger gedachtenisse en beter animeeringe van alle onse nacomelingen’. 36. Deze loftuitingen slaan op de executanten van ‘De glorieuse Martelie van den heiligen Laurentius, Sixtus, Hypolitus, Romanus’. 't Is opgedragen aan Nicolaus de Kerpen, kanunnik en Plebaan van de Sint Michaels en Sinte Goedele Kerk ‘binnen Brussel’. De Witte Lelie ontving voor de dedicatie 25 dukaten (1410 versregels). ‘Vereeuwigd’ qua acteurs zijn: Valerianus, Rooms keizer = Christ. van Ormelingen, alt borgemeester; Laurentius = Laur-Guil. Van der Meer, regerende borgemeester en meygrave; Sixtus, paus = Joh. Guil. Lousbergs, secretarius; Hyppolitus = Gisb., Carolus Van der Meer; Romanus en de dood = Henricus Haemelaers; Orentius en Justinus = Joh. Simon Schmising; Christus en Lucitius = Livinus Bollaerts; Ciriaca, Megara en echtgenote van Hyppolitus = Paulus Servatius Winckelsels; blinde Crexentius = Dionysius Somers; Boosen geest = Joannes Heckenij; Adjudant = Joannes Josephus Hercken; Amman, lieutenant = Wilhelmus Gilissen; Beul = Egidius Hamelgers; Engel = Michael Stevens, studiosus; familie van Hyppolytus, armen enz. Onze bewondering is eveneens groot, daar bijna alle spelers in beide stukken, tijdens twee opeenvolgende dagen hun rollen vervulden. En dat alles in alexandrijnen! 37. ‘Het verraderlyck geval in Garibaldus en Dagobertus’ is 'n treurspel. 't Werd opgedragen aan de stedelijke bestuurders en dus met 175 gulden brabants beloond. De 1532 versregels gaven 't volk de nodige emotie bij 't neersteken van Valerinus, koning van Sicilië, door zijn zoon Garibaldus. 'n Knagend geweten brengt hem haast tot zelfmoord, zowel aan 't hof als in 't woud, waar 'n herder, Dagobertus hem redt van 'n ondergang door 'n wild dier. In 't vierde deel brengt hij de vorst toch om 't leven. Naderhand sterft de zuster van Garibaldus, Drusilla, en haar gemaal Dagobertus, na 't vonnis van keizer Justinianus. Prins Mutius, zoon van Valerianus bestijgt de troon, nadat de keizer hem heeft voorgehouden, hoe 'n goed vorst moet regeren om in vrede te heersen. 38. ‘Clotildis en Clodoveus’ brengen ons naar 't Merovingisch tijdvak, waarin de aartsbisschop van Reims, Remigius, koningin Clotildis en koning Clodoveus de hoofdrollen vervullen. De hoogeerwaarde heer Joannes Balthazar Deprez aanvaardde con amore de opdracht en schonk De Lelie 36 dukaten. 39. Op Sint Lambertusdag, 17 september 1752, werd na 't bovenstaande 'n dolle klucht ten beste gegeven, nl. ‘De Behendigheyt van twee borsesnyders’, door acht leden van ‘De Lelie’. 40. Aanleiding tot de opvoering van ‘Den Triumph en Crachtdadigheyt van den H. Roosencrans’ was 'n bezoek op 15 augustus 1755 aan de ver- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gaderde Lelieleden dopr Pater Prior Hardy en zijn ex-prior Jansen. Dankbaar herinnerden beiden aan 't spel van 1745 (Jephte), waardoor de Predikheren 'n som gelds hadden binnengekregen voor de bouw van hun kerk. Ter voltooiing deden zij 'n beroep op de Kamer: ‘den buydel gans ledigh synde, komen wij ootmoedelijck versoecken, dat de iverige en bequame acteurs ter liefde Godts en tot profijt van onsen bouw gelieven te verthoonen op d'aenstaende kermisdagen’ 't godvruchtig stuk en de stichtende tragedie. De suppliek van de Predikheren was op rijm gesteld en door 17 rederijkers ondertekend. Driemaal per week repeteerden de tientallen medewerkenden, waarbij voor 't eerst dames 'n rol toegewezen kregen, nl. Anna Barbara Lousbergs, dochter van de secretaris, en Maria Elisabeth Hamelarts, dochter van Egidius Hamelarts. Deze vader speelde evenwel voor Maria, Moeder van de Heilige Roosencrans, God de Vader en God de Zoon kwamen rustig voor 't voetlicht, evenals Lucifer, Belsebub, Pluto en blanke engelen. Op 15 september 1755 vertoonde men 't eerste deel van 't stuk, ‘daer hetselve door de menighvuldige uytwercksels en musicale gesangen even wat lanck sou vallen’. Deswege kreeg Tongeren op 16 september 1755 't vervolg te genieten. Daarin traden vrijwel dezelfde spelers op, zij het in andere rollen, b.v. paus Pius V, kardinaal Grambela, sultan Soliman, Don Juan van Oostenrijk enz. Het welslagen was verzekerd, doordat de vertoningen de ‘herten van vele godvruchtige sielen beweeght en tot tranen en groote devotie verweckt hebben, sulcx des te meer met het verbeelden en verthoonen van soo veel wondere mirakelen en waere geschiedenissen door de beroemde cracht van den H. Roosencrans ende besonderlyck in het konstigh uytvoeren van den wonderbaeren Zeeslagh met 6 groote oorloghschepen’. t' Is zonder meer duidelijk, dat hier sprake is van de strijd tussen de Turkse en de Spaanse vloot (e.a.) op 7 oktober 1572. Don Juan van Oostenrijk zegepraalde en Paus Pius V voegde aan de litanie van Loreto toe: ‘Hulp der Christenen, bid voor ons’. 41. Al in 1731 had de burgervader Van Ormelingen Molières komedie vertaald in Nederlandse verzen. De titel luidde ‘De Bedriegeryen oft Schalckheden van Scapin’. Naast de hoofdfiguur treden op Silvester, Argante, Geronte, Leander, Octaeff, Zerbinnet, Hyacinthe en Charle (sic). 42. De Tongrenaren leken in 1755 niet te verzadigen. Op donderdag 18 september ging de luchtige kost er in als koek. De meesten kenden 't stuk uit 1749: ‘Den Papegaai’, thans gespeeld door zeven beproefde acteurs in de rollen van Maskaril, Scapin, Pantalon, Octaef, Isabelle, Lucinde en Piryn (zonder dames!)Ga naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||
43. Er ontstaat deining ter plaatse die 'n weerslag heeft tot in 't Luikse, bisschoppelijk paleis, als gespierde smeden 29 februari (van 't schrikkeljaar 1756) en 1 maart willen opvoeren ‘De eersuchtige ende bloedgierige dobbelheyt van Aretaphila’. Door middel van 't programma (gedrukt in Maastricht d.t.v. Jacob Lekens) weten we, dat 't stuk (ten dele bewaard) speelt in Cyrena, ‘Capitaele van Lybien’. Na veel geharrewar wordt 't smidsambacht in 't ongelijk gesteld. Echter zij weten de studenten van de latijnse school ter plaatse over te halen bedoeld stuk op te voeren tijdens de kermis, n.l. 14 en 15 september 1756, in de Sint Janskerk (die pas in 1771 voltooid werd). 'n Veldslag tussen Nicocrates, vorst van Lybië, en 't leger van zijn vijand, de Arabische koning, is uitgebeeld. Deze wordt verslagen. De overwinnaar wil thans trouwen met Aretaphila, gemalin van Phedinus. Het wordt hem ontraden door zijn broer Leander, die de bedreigde Phedinus waarschuwt. In z'n slaap wordt deze doorstoken en de moordenaar trouwt de onwillige weduwe. Nicocrates valt door prinselijke moordenaarshanden. Leander bestijgt de troon met Phedina. Zijn moeder Calibia en hijzelf vallen de wraakzuchtige Aretaphila en de Arabische koning ten prooi. De eerste wordt onthoofd, de ander aan een paal geworgd. Wanneer Aretaphila de Arabier naar 't leven laat staan, valt ze zelf in de kuil en wordt in de gevangenis onthalsd. Zonder commentaar besluit de secretaris: ‘Alles tot meerdere Eere ende Glorie van Godt ende heylige Joannes Baptista ende Rochus, besondere patronen deser stadt’. 44. Kermismaandag, 12 september 1763, voert de Lelie op ‘Den Onderganck van den Koninck Sigismundus en de Synen, oft het Vervolgt der Koninginne Clotildis’. De lezer kan 't eigen getuigschrift aanvaarden of niet: ‘De tragedie is seer Konstigh tot applaudissement van alle toesienders, in 't besonder van onse geëerde confraters en konstenaers der nabuerige steden uytgevoert ende geëxecuteert’. Met gulle hand heeft de vroedschap ‘voor de treffelycke uytvoeringh’ 300 gld. brabants subsidie verleend, benevens 44 pattacons vanwege het opstellen van 't ‘theater en leveringe der manquerende berden en houtenwerck’. Naast Merovingische figuren verschijnen andere, als Titus, Priscus, Polinis, Arcadius en dgl. 45. Toelage en tegemoetkoming inzake materialen golden tegelijk ‘De Clucht van Colmonten Borch’, gespeeld op zaterdag 17 september 1763. 46. Teneinde Carnaval op zinvolle wijze te vieren, speelde onze ‘const- en redenrycke Camer der Witte Lelie binnen de stadt Tongeren, sich schrijvende Niet liever als den Iever’, op hun eigen toneel, binnenshuis, ‘Het bly-eyndigh treurspel van Bertulphus en Ansberta’. De auteur is anoniem, maar wel aangeduid als een ‘onser medebroeders’. 't Dichtwerk heeft men opgevoerd ‘op een seer net theaterken, gemaeckt op onse Camer naer den kant van de Cruysstraet, heel constigh ende tot applaudissement van alle aenschouwers’, de 9de en 10de februari 1766. Voor 't eerst hief men entreegeld: tien stuiver per persoon. Natuurlijk kregen de rederijkers 'n vrijkaart! | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Tegenover de ‘westerse’ acteurs Bertulphus, 'n prins uit Duitsland, zijn gemalin Ansberta, hun edelman Henricus, stonden oosterlingen, nl. Soliman, Turks keizer, Ibrahim en Livius. Deze laatste speelde tevens de Henricus-rol. In vier bedrijven aanschouwt men de lotgevallen van de prins die terecht komt in 'n Turkse gevangenis, maar door zijn als man vermomde echtgenote bevrijd wordt. Dit is te danken aan haar muzikaliteit (ze bespeelt 'n snarentuig, waarmee ze de zwaarmoedige Soliman opvrolijkt). Na 'n opgelost misverstand vallen prins en prinses in elkaars armen, en de ‘trouwe liefde triumpherende, wort stercker en standvastiger als te vooren’. 47. De datum van opvoering van 't drama (in 1952 verzen) ‘Martelie van de Heilige Agnes’ is niet aangegeven, maar te stellen na 1760. Als tegenspelers van de martelares fungeren Symphonius, heidens opperprefekt van Rome, en zijn zoon SymphonianusGa naar voetnoot7). 48. In eigen huis speelden op 5 maart 1775 ‘Cosmophilus’, en wel tot ‘applaudissement der spectateurs’. De centrale figuur is eerst wulps, maar eindigt als boetvaardige zondaar, geknield voor 'n kruisbeeld, ‘gecleedt met een rauwe sack, syn hooft met asschen besproet (sic) en hem disciplineert met hemelsche melodien’. De vorst der duisternis, Lucifer, heeft in Cosmophilus 'n vuur ontstoken van ‘vuyle min’, waarvoor zijn aangebedene, Isis, terugschrikt. Gestadig flemen en vleien noch ‘musicale instrumenten en serenaden’ baten de wulpse minnaar. De zelfmoord van Judas Iskarioth, gepaard gaande met bliksem en donder, doen Cosmophilus in onmacht vallen. De wanhoop slinkt, als hij de berouwvolle apostel Petrus in 'n spelonk ziet bidden en boeten. Met zijn geestelijke vader en ‘momboir’ Thimotheus pelgrimeert Cosmophilus naar Marseille, waar ze Maria Magdalena in 'n rots zien treuren over haar zondig verleden. Jezus verschijnt haar en leidt haar in de eeuwige vreugde, onder hemels gezang. Nu is Cosmophilus volledig bekeerd, en ‘als waeren spiegel van godtvruchtigheyt doet (hij) publiecke penitentie onder verscheyde vreugde teekenen des hemels’. Door middel van een aankondiging heeft De Lelie propaganda gemaakt voor bovenstaand stuk. Men werd daarbij in de gelegenheid gesteld zitplaatsen te reserveren. Dit voorbehouden kon geschieden door enkele dagen tevoren ‘voor dasselfs representatie sigh te voorsien van een plaquil oft platie pro gouverno om niet gepramt of gedrongen dan wel en gemackelyck te sitten’. Zestig stoelen waren beschikbaar en daarachter (amphiteatergewijs) circa 120 plaatsen op banken. De prijzen waren resp. 20 en 10 stuiver, ‘dienende tot verdere opbouwingh, meerder ornement oft embelissement der voorscreven camer en tot iders genoegen’. Bij de toenmalige ‘meester van Rhetorica’ Peters, tevens apotheker, kon men tijdig kaartjes kopen. De Lelie was bereid voor Tongeren en omgeving op de vijf volgende vastenzondagen te spelen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Eventuele belangstellenden werden aangespoord zich tijdig te voorzien van toegangsbewijzen. De advertentie besluit: ‘Alle godtvruchtige zielen worden hertelyck genoodt tot dese uytmuntende zedeles en waere devotie’. 49. Had men in Sint Truien in 1774 verlof bekomen twee vertaalde stukken resp. van M. de Belloy, Zelmire, en van Molière de Ingebeelde zieke op te voeren, de derde mei 1775 ging in Tongeren ‘Le médecin malgré luiGa naar voetnoot8) in zuidelijk Nederlands. De rollen waren toevertrouwd aan oude bekenden (zonder actrices!). Hoe het stuk ‘Geneesheer ondanks hemzelf’ ontvangen werd, kunnen we nergens uit opmaken. 50. Met Carnaval werd de bevolking onthaald op Voltaires treurspel Zaire, in vertaling. Een en ander binnenskamers. Van de acht acteurs zijn er zeven nieuw in 't vak. Nadat 11 en 15 februari 1779 't stuk was opgevoerd, werd de zaal ontruimd ten behoeve van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw, die de ruimte gehuurd had, om er de 25ste maart 1779 't feest van Maria Boodschap te vieren. 51. Op 'n aantal stukken staat te lezen: ‘Niet gespeelt’. Jaartallen ontbreken. Wij vermelden ‘Het bly-eyndigh treurspel De Liefde in 't Geckhuys’. 52. ‘Iphigenie ofte Orestes en Pilade, bley-eyndigh treurspel’. Hiermee zijn we beland in de klassieke atmosfeer van ‘Aticèra in 't paleis van Thoas, koninck van Tauroscyten’. 'n Rijmpje geeft de zin van 't stuk aan: ‘Die de straffe heeft verdient en die geene uyt wilt staen,
Is door syne dapperheyt werdigh om ten strydt te gaen’.
Behalve de drie vermelden in de titel treden op: Thomeris, Anthenor, Hydape, Taxis, Lucianus, Candidus, Lucius, prinsen en hovelingen. Of Euripedes met dit stuk even ingenomen zou zijn geweest als met Ifigenie in Tauren, zoals Vondel in 1666 vertolkte, is aan gerechte twijfel onderhevig. 53. Als bly-eyndigh treurspel is overgeleverd 't stuk, ‘verthoonende de doot van Don Carel, victorieusen Veltoversten van Philippus, coninck van Spangien, ten ondergebracht door den prince Portugael, uyt liefde tot Eleonora, des coninx dochter’. 54. Vertaald uit 't Frans is ‘De Vrouw doctoor oft Theologie vervallen op het vrouwengeslacht’. 55. Tenslotte is er een in AntwerpenGa naar voetnoot9) gedrukt ‘bly-eindigh spel van de Heilige Martelaeren Epictus ende Astion, ofte de verlichte duysterheyt verbe(e)lt in 't leven van de heylige Martelaeren Epictus en Astion’. 't Is duidelijk, dat er buiten deze 55 stukken nog meer is gespeeld. Voor 't | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vele, dat men de gemeenschap gebracht heeft, verdient Tongeren zeker 'n levensgrote pluim, ook al is 't letterkundig peil nergens om te jubelen.
De betrekkelijk rijke oogst van Tongerse toneelaktiviteiten laat toe 'n paar gevolgtrekkingen te maken.
|
|