Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Rederijkersleven in Borg-Loon.Kan 't verwondering wekken, dat in de oude residentie van de graven van Loon, waar Veldeke vedelde, zong en las; waar Regulieren-Kanunniken 'n bloeiende kloostergemeenschap vormden; waar 'n Latijnse school studenten trok; waar 'n Hooggerecht en andere hoven zetelden; waar beneficianten en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders tot 't intellect behoorden, dat daar 'n klimaat ontstond, dat de letterkunde ten goede kwam? Veelvuldige connecties met 't nabije Tongeren en Sint Truien zullen zeker mede van invloed zijn geweest op 'n literaire bloeseming binnen de wallen van de oude vesting, ook nadat 't grafelijk huis verplaatst was naar Kuringen. De laatste graaf die in Loon of Borg-Loon woonde, schonk vóór zijn verhuizing 't z.g. domus comitis, ‘Grevenhuys’, aan de stad Loon, die dit geschenk dankbaar aanvaardde. Het zou voortaan o.m. dienen tot plaats van samenkomst voor de rederijkers. Zijn we vergeefs gaan zoeken naar oorsprong en ontstaan, er resten toch enkele gegevens die hier, mede aan de hand van opstellen door advokaat Henrotay in ‘L'ancien Pays de Looz, tablettes mensuelles illustrées concernant l'Histoire et l'Archéologie de la province de Limbourg’, in 't licht worden gegeven. De kamer had zich genoemd ‘de Goutbloeme’ en tot zinspreuk gekozen (met 'n doorzichtige woordspeling) ‘Loon versroet arbeydt, arbeydt versoeckt Loon’. Sint Remigius mocht dan al geen stadspatroon zijn (dit was en is Sint Odulfus), met zijn naamfeest vierde men kermis. Dat was 'n ongezochte gelegenheid voor de retrozijnen, hun kunst op de markt aan 't volk te brengen, ‘wel te verstaan als het weder daartoe gunstig was’, interpoleert Henrotay, denkend aan de herfstige natuur in de eerste week van oktober. Voor deze opvoering kende 't gemeentebestuur elk jaar 'n som als subsidie toe - veelal omgezet in Gambrinusvocht. De laatst bekende vermelding hiervan dateert uit 1783. De stadsrekening zegt: ‘Uytgegeven aen de exemplairs te drukken der Rethorika om actie te spelen te Sint Remigii, 26 gulden’. Was getekend door de peymeester Lambert Vandersmissen. De voorlaatste rekening (1749) noemt 'n bedrag van honderd gulden, toegekend aan de ‘rethoryckers-camer’. Uit 'n niet nader aangeduide bron deelt Henrotay mee, dat de ‘Goutbloeme’ 22 leden telde, burgers en geestelijken. Na de hoogmis kwamen ze 's zondags samen op 'Sgrevenhuys' om de letteren te beoefenen. Op grond van 't reglement moest elk nieuw lid 'n oorspronkelijk spel construeren. Was hij daartoe niet in staat, zo trof hem 'n boetebepaling ten gunste van de kas. Helaas is geen enkel toneelstuk overgeleverd, tenzij men 't nakomertje van 1824, 'n Goudenbruiloftsgedicht mitsgaders 'n liedje, waarin Flora, Daphne en Thalia optreden, er toe wil rekenen. Over de inrichting en werkzaamheden der Goutbloeme vallen enkele mededelingen te doen. 't Regiment of bestuur was als volgt samengesteld: 1. de Prins, gekozen voor | |
[pagina 37]
| |
de tijd van drie jaar. 2. De deken. 3. De speel- of toneelmeester, veelal facteur of factor genoemd. 4. De rentmeester, belast met de penningen. 5. De wapendrager. 6. De nar. 7. De bazuinblazers of trommelslagers. 8. De knaap of schenker. De gewone leden duidde men aan met gezellen of toneelisten. De Goutbloeme stond onder de homelse bescherming van Onze Lieve Vrouw van Compassie of van Weeën, vermoedelijk sedert de zestiende eeuw. Uit 'n handschrift van 1630 blijkt, dat de plechtige jaar-mis werd opgedragen aan 't altaar van Sint Jan de Evangelist ‘ad honorem Compassionis Beatae Virginis consecratum est’. Waarschijnlijk was 't al 'n heel oud gebruik, dat de gemeente aan de Goutbloeme 'n halve aam bier verstrekte ter aanmoediging van de Rethorykers ‘om het baddement (sic) ende speel te spelen’. Aldus 'n stadsrekening uit 1619. 'n Eeuw later schrijft de peymeester Niklaas Lossing: ‘Aende Rederycke den 7 octobris 1717 gegeven, volgens quittantie 30 guldens’. Ook voor 't vormen van 'n stoet in de processies kreeg de Goutbloeme 'n halve aam bier. De laatste vermeldingen van resp. 1782 en 1783 luiden: ‘Aen Rhetorica gelevert 127 potten van recessebier’, en ‘Gegeven aen die Rhetorycke camer op den dag dat die accysen zijn uitgegeven een halve aem biers, voor 5 florijnen, door de weduwe Dumoulin’. 'n Toneelaktiviteit te Loon in 1685 is merkwaardig om deze reden, dat Hasselt en Tongeren elkaar aldaar moesten bekampen. ‘Ter merkte’ was op kosten van de rivalen 'n stellage geconstrueerd. 't Stuk ‘Aran en Ttitus’ diende eerst door de ene, daarna door de andere kamer gespeeld te worden. De jury bestond uit Reickaert Chiney (kanunnik van 1649, deken sinds 1694), pastoor Martinus Willems, kapelaan Lambert Petri, schepen van 't hooggericht Joannes Copis, alle vier leden van de Goutbloeme, en de Augustijn Petrus Lonchin uit Maastricht. De scheidsrechters zouden in 'n speciale kledij verschijnen, ‘gedefrayeert ende gekleed’, alles op kosten van Hasselt en Tongeren. In 't toneelstuk kwamen 13 rollen voor, waarvan twee voor vrouwen, evenwel door mannen vertolkt. De tekst besloeg 66 blz. 'n Klap op de vuurpijl: de hele vertoning ging niet door vanwege meningsverschillen. Men zou uiteindelijk Aran en Titus, resp. in Hasselt en Tongeren opvoeren. In Tongeren gebeurde dit tijdens de kermis, op de 19de september 1686. Aan wie de vijftig patacons ten deel vielen, zegt het handschrift van ‘De Lelie’ te Tongeren niet. Men mag stellen, dat de Goutbloeme haar sociale funktie niet enkel in Borgloon uitoefende. Uit 'n ‘Vita Sanctae Gertrudis’, door Jozef Geldolf van Rijkel, gedrukt te Leuven in 1561 (in 4o), valt op te maken, dat die van Loon in 't naburig dorpje Hendrieken-Voort de kermis opluisterden, met een spel over 't leven van de heilige Geertrui (ofschoon Sint Lambertus er kerkpatroon was). De opvoering heeft naar alle waarschijnlijkheid plaats gegrepen vóór 1561. 'n Reprise geschiedde in 1631. Van invloed op 't toneelleven zal zeker geweest zijn 't ingrijpen van de kerkelijke overheid. Misschien heeft men in de kamers de hand gelicht met de bepalingen van de Prins-bisschop Ernest van Beieren, in 1589 (21 maart) | |
[pagina 38]
| |
uitgevaardigdGa naar voetnoot1), en op 23 oktober 1598 hernieuwd, onder trompetgeschal aangeplakt aan de perroen (‘ad insigne Peronis Leodii’). 'n Synode te Luik, gehouden op 24, 25 en 26 april 1618 onder presidium van Ferdinand van Beieren, Episcopus Princeps Leodiensis, vijf jaar voordien plechtig ingehaald in de Maasstad, bevat duidelijke paragrafen met verboden inzake toneel. De Statuten zijn herhaaldelijk in druk verschenen en behelzen o.m., dat geen spel mocht ten beste gegeven worden, zonder voorafgaande kerkelijke goedkeuring. Terwijl we wél zijn ingelicht omtrent de spelen, in september 1714 gebracht, tijdens 'n wedstrijd tussen Tongeren, Sint Truien én Hasselt, ontbreekt de titel van 't stuk der Goutbloeme, die meedong. Twee feiten vragen onze aandacht. Op woensdag 6 oktober 1751 speelden de rederijkers van Loon 'n historisch drama, waarvan 't onderwerp inhield: ‘het goddeloos verraetGa naar voetnoot2) ende daerom verdiende straffe van den eersuchtigen Albert van Walsteyn, hertog van Friedtlandt tegen den Roomschen Keyzer Ferdinandus den Ilden’. 't Gaat over veldheer Wallenstein, bekend uit de dertigjarige oorlog (1618-48), die in 't graafschap Loon enkele duizenden huurlingen had weten aan te werven. Met 'n leger had hij Ernest van Mansfeld in 1626 bij Dessau verslagen. Tal van intriges door gehate tegenstanders vonden 'n bloedig einde door 't vermoorden van Wallenstein in de vesting Egra, bij de grens van Bohemen. De tekst van 't drama is verloren gegaan. Wat wel bewaard is gebleven, is 'n programma van vier bladzijden, dat 'n vrij uitvoerig overzicht geeft van 'n toneelstuk met de langademige titel: Droef eyndigh treurspel | |
[pagina 39]
| |
De ‘liefhebbers der Rym-Conste, binnen die stadt Borchloon’ ondertekenen de opdracht met ‘Oodtmoedige ende Dienstwillige Dienaers, Prince ende Leden der Camer voorschreven’. In de vijf bedrijven waren 18 rollen te vervullen, plus 't figureren van 'n reeks pretorianen, samenzweerders, huislieden van Seneca. Gebrek aan plaatsruimte belet ons de samenvatting van het hele spel over te nemen. Is 't stuk ooit gedrukt? Ligt het manuscript ergens verscholen? Met de ‘Naer Reden’ wordt 't Compendium besloten: Alles tot meerdere eere Gods ende sijne medelijdende Moeder ende Maghet MARIA, patronesse der Camer die haer schrijft: Arbeijdt versoeckt Loon,
Stadhuis van Sint Truien.
|
|