Rederijkersleven in de Maasgouw.
A. Algemene opmerkingen.
Men mag Dr. G.D.J. Schotel niet hard vallen, omdat hij zelfs in de tweede, vermeerderde uitgaaf van zijn ‘Geschiedenis der Rederijkers’Ga naar voetnoot1) Maastricht en Venlo niet eens noemt. Hem was alleen bekend: Bilzen, Borgloon, Hasselt, Leeuw of Zout-Leeuw, Sint Truien, terwijl hij bij de toponiemen Maaseik, Roermond, Tongeren met lege handen staat. Als verontschuldiging kan men aanvoeren, dat de schrijver onbekend was met de Maaslandse historie. Had hij die althans geraadpleegd, zo zou hij wel enige stof gevonden hebben. Wezenlijke bijdragen over de Rederijkers zijn in de negentiende eeuw te vinden, resp. in de geschriften van Fr. Driesen, Les Chambres de Rhétorique dans le Limbourg; H. van Neuss, Quelques recherches sur l'ancienne Chambre de Rhétorique: De Roode Roos à Hasselt; Camille Huysmans, Limburgsche Letterkunde; Oscar Van den Daele en Fr. Van Veerdeghem, De Roode Roos; H. Eversen, De Maastrichtsche Rederijkerskamers; Jos. Habets, De echtverbintenis van Maria.
Van Schotel tot Mak is 'n grote stap, niet alleen in historische zin, maar ook wat de wetenschappelijke behandeling van de materie betreft. Met zijn monografie, gewijd aan ‘De Rederijkers’Ga naar voetnoot2) heeft Dr. Jacobus Johannes Mak de beoefenaar van de literatuurgeschiedenis aan zich verplicht: én door de degelijkheid én door de overzichtelijkheid, waarmee 't terrein bewerkt is. Nochtans is ook deze naarstige vorser een en ander ontgaan, b.v. 't artikel van Albert Remans, De Limburgsche Rederijkerskamers; de studie van Henrotay, De Rederijkerskamer van Loon; diens Bijdrage tot de geschiedenis van de Sint-Truidensche Rederijkerskamers; Cyriel de Baere en Jan Gessler, Geschiedenis der Hasseltsche Rederijkerskamer De Roode Roos; Jan Baptist Paquay, De Rederijkerskamer De Witte Lelie van Tongeren; Dr. Jos. Lyna, Het ontstaan der Limburgsche RederijkerskamersGa naar voetnoot3).
Als men over de Kamers van Rhetorike bij Mak leest, dat we van de oorsprong ‘zo goed als niets weten’, dient men van deze uitspraak akte te nemen. Slechts van 'n enkele rederijkerskamer begint de onderzoeker de vroegste werking te doorgronden, echter ‘waar en hoe men voor het eerst met de op- en inrichting der kamers begonnen is en hoe dit elders navolging heeft gevonden, is nog steeds een gesloten boek’, meent Mak.
Elders zegt deze kenner-bij-uitstek van dit onderwerp: ‘We kunnen ons vele rederijkerskamers zelfs op eenvoudige wijze ontstaan denken uit de litteraire