Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
't Maastrichtse Paasdrama.De beoefening van de wetenschap i.v.m. de beschaving in de Maasgouw heeft 'n buitengewoon medewerker gevonden in de persoon van Jos. Smits van Waesberghe S.J. Zijn ‘Muziekgeschiedenis der Middeleeuwen’ getuigt van diepgaand onderzoek betreffende ‘De Luikse Muziekschool als centrum van het muziektheoretisch onderricht in de Middeleeuwen’. Onomstotelijk staat thans vast, dat de bisschopsstad Luik 'n bloei beleefd heeft van ongeveer 1050-1125, in casu op 't gebied van de kerkelijke muziek. Met dit lichtend voorbeeld in 't oog, kan 't geen verwondering baren, dat de zusterstad Maastricht van deze kunst genoten en overgenomen heeft. Én de Lieve Vrouwe Basiliek én de Sint Servaaskerk moeten zich gespiegeld hebben aan de muzikaliteit van Luik, zodat monniken en ‘kräölkes’ van beide kapittels zullen gewedijverd hebben in 't verheerlijken van God, mede door vocale en instrumentale muziek. Dit in de gedachte houdend, valt 't licht te aanvaarden, dat niet enkel de Kerst- maar ook de Paasliturgie met luister in praktijk is gebracht. Ontbreken voor de eerste overtuigende bewijzen, zoals Egmond, Munsterbilzen e.a. die geleverd hebben, voor de feesten rondom Pasen zijn we gelukkiger. 't Is de onmiskenbare verdienste van Jos. Smits van Waesberghe, dit als vrucht van geslaagde nasporingen, voor altijd te hebben vastgesteld. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft de geleerde navorser in de zomer van 1938 de ontdekking van zijn leven gedaan. Perkamentbladen van 'n handschrift, behorend tot de zogenaamde theologische afdeling, en vermoedelijk in Veldekes tijd of iets later geschreven, bevatten o.m. 'n Paasspel in 't Kerklatijn met muziek en aantekeningen van 'n middeleeuws regisseur. Smits van Waesberghe prijst 't document als een der allerbeste overgeleverde lezingen van de honderden Paasspelen. De onbekende monnik heeft met smaak 'n stijleenheid tot stand gebracht. Vanwege 't feit, dat van de circa vierhonderd bekende Paasspelen maar weinige muzikale notaties tot ons zijn gekomen, mogen we wel heel erkentelijk zijn voor dit cultureel overblijfsel. De Lieve Vrouwe Basilica is weleer eigenares geweest van dit liturgisch spel, dat onder de romaanse gewelven eeuwenlang opvoeringen heeft beleefd. Negen acteurs treden in 't stuk op, te weten: Christus, vermomd als hovenier; twee engelen bij 't lege graf; Maria Magdalena; Maria van Jacobus en Salome (als vrouwen vermomde kloosterlingen); twee Emmausgangers, 'n verkoper van balsem en dgl. Zowel voor de oorspronkelijke tekst en muziek, als ook voor de fotografische weergave van de bladen perkament, en de vertaling, verwijzen wij naar het helder geschreven boekje van Jos Smits van Waesberghe, Muziek en Drama in de MiddeleeuwenGa naar voetnoot15). Niet alleen de voorouders hebben de opvoering ademloos gevolgd; ook 't hedendaagse publiek heeft ervan kunnen genieten, dank zij de leerlingen van | |
[pagina 15]
| |
't Juvenaat der Broeders te Maastricht, en naderhand dank zij de kwekelingen van Roermond, onder leiding van Sef Lennards, Direkteur van 't Justine Ward-InstituutGa naar voetnoot16). Levert 't Driekoningenspel van Munsterbilzen 'n belangrijk bewijs voor de stelling, dat 't liturgisch spel omstreeks 1130 in aanzienlijke mate van zijn oorsprong was afgeweken, de vrijheden die men zich vóór en ná 1200 gaat veroorloven, nopen de Kerk tot ingrijpen. Dat geldt voor Christelijk Europa in 't algemeen, en voor 't prinsdom Luik, dus de Maasgouw, niet minder. Als Innocentius III (Lothario di Segni), paus van 1198-1216, in zijn Decretalium handelt over 't leven en de gedragingen van de priesters, staat daarin te lezen: ‘interdum ludi fiunt in ecclesiis theatrales’. Het feit staat vast: er wordt in de kerken gespeeld. Deswege verbiedt hij de opvoeringen in de godshuizen. Daaronder vallen ook: 't kiezen van 'n pseudo-bisschop in de kerk, vermommingen of maskerades en dgl. Niet lang daarna vaardigt 'n synode van Trier (1226-1227) 'n zelfde verbod uit. De priesters wordt op 't hart gedrukt geen spelen in 't kerkgebouw toe te staan. Dat slaat op stukken, die in strijd waren o.m. met de goede zeden, blijkens de zin: ‘Item non permittant sacerdotes ludos theatrales fieri in ecclesia et alios ludos inhonestos’. Ruim 'n halve eeuw nadien decreteren de bisschoppen van Luik en Utrecht, respectievelijk in 1288 en 1293, soortgelijke bepalingen. De Luikse bisschop, Jan de Vierde van Vlaanderen (1282-1292) legde tijdens 't concilie van 1288 de nadruk op 't ontoelaatbare van allerlei spelen, of wat daarvoor doorging, én in de kerk, én op 't kerkhof, én in 't kerkportaal, én in de processies. Mogen we aannemen, dat monniken en studenten van de Maastrichtse Basiliek der Onze Lieve Vrouw, met hun Driekoningenspel in de kerk tevens binnen de perken bleven, toen ze dit enkele decennia later opvoerden? Hoe weinig de concilies hebben bewerkstelligd, zomin op moreel gebied als op 't vlak van de spelen, moet men wel afleiden uit 't feit, dat in 1589 'n herhaling van 't verbod nodig bleek. Ja, in 1730 kondigde Georgius Ludovicus, te Seraing aan de Maas verblijfhoudend, gestreng af, dat tegen wederspannige Christenen, die de ommegangen ontwijdden door hun spelen, maar ook tegen hun ouders, met kracht moest worden opgetreden. |
|