ontvangen. En welk een winst zou Portugal op deze handel kunnen maken! Covilhan had een lijst gegeven van de prijzen die voor de voornaamste produkten in de havens van Voor-Indië golden. Als je die je die vergeleek met wat er in Europa voor de specerijen werd betaald!
Met vreemde gevoelens hoorde Zarco Pero de Alquemer aan. Waarom vertelde hij dit allemaal? Hoe kon hij zo geestdriftig zijn? ‘U weet toch wel dat Columbus Indië heeft gevonden. Hij is nu uitgevaren voor zijn tweede reis.’
‘Dat laatste weet ik,’ zei Pero de Alquemer.
‘Ik heb zijn vloot gezien: zeventien schepen, twaalfhonderd soldaten. Ze lagen in Las Palmas. Daarmee neemt Columbus Indië voor de Spaanse koning in bezit.’
‘Columbus is nooit in Indië geweest en hij komt er nu ook niet,’ zei Pero zelfverzekerd.
Zarco staarde hem verbijsterd aan. Toen hij voor het eerst hoorde dat de Genuees in Indië geweest was, had hij net zo gesproken, maar de bewijzen hadden hem overtuigd. ‘En zijn rapport dan?’ vroeg hij. ‘En hij heeft toch Indianen meegebracht!’
‘Wat voor mensen hij naar Spanje heeft gebracht, weet ik niet, maar geen bewoners van Indië. Ik heb ze gezien in Cadiz: sluik haar, brede jukbeenderen, roodbruin van huid. Marco Polo heeft de Indiërs heel anders beschreven.’
‘Oost-Azië is groot,’ wierp Zarco tegen. ‘Er wonen allerlei volken. Marco Polo is alleen op het vasteland geweest. Columbus heeft eilanden ontdekt. Best mogelijk dat op die eilanden heel andere mensen wonen dan Marco Polo ooit gezien heeft.’
‘Rabbi Levi van de joodse synagoge, die jaren in Indië heeft gewoond, heeft in Calicoet en Goa schippers en kooplui ontmoet uit alle streken van Oost-Azië. Niet een die leek op de Indianen van Columbus. En op zijn eilanden heeft de Genuees geen specerijen aangetroffen.’
‘Die specerijen groeien alleen op de Molukken.’
‘Er is drukke handel en scheepvaart in Oost-Azië. Als Columbus daar werkelijk was aangekomen zouden zijn eilandbewoners in elk geval de specerijen kennen. Dan zouden zij ook weten van de keizer van China, die onvoorstelbaar rijk is en over een miljoenenvolk regeert. Maar de mensen die hij gevonden heeft weten van dit alles niets. Wat alles af doet: het is kortweg onmogelijk dat Columbus in zes weken naar Indië is gevaren.’
Zarco luisterde met open mond. Zelf had hij het laatste ook gezegd toen die schipper hem op de rede voor Guinee de tijding bracht