De graanstroom stopte. De havenarbeiders klommen uit het ruim. Met hun baas gingen zij over op een ander schip, dat lag te wachten om ook geladen te worden.
Intussen was het haast je rep je voor de mensen van de Pax, want in de Rotterdamse haven mag geen minuut nutteloos verloren gaan. Als een schip vol is, moet het dadelijk weg.
Klaas sloeg de motor aan. In de machinekamer ging het rommelen.
Moeder liet haar tobbe in de steek en tilde Ineke uit het loophek. Ook zij moest helpen nu ze gingen varen en daarbij mocht de kleine meid niet in de weg staan. Zij bracht haar in de roef.
Vader greep het roer en zette de schroef in werking.
Kees trippelde driftig blaffend heen en weer. Hij deed of hij het ook druk had.
Pim zag vanaf de voorplecht alles aan.
De Pax liep langzaam achteruit. Zo kwam hij los van de grote zeeboot. Toen gooide vader de koppeling van achteruit op vooruit, gaf gas en werkte meteen hard aan het roer. De Pax wendde, hard puffend, de steven naar de Nieuwe Maas.
‘Moeder!’ riep vader.
Moeder stond al klaar om het roer over te nemen. Zij verstond alle scheepswerk. Sinds Klaas van school was en zijn vaders knecht, deed zij het niet zoveel meer, maar als het nodig was, stak zij nog altijd mee de handen uit de mouwen. En het was nu nodig.
De mannen moesten vlug de luiken sluiten, want de tarwe mocht niet nat worden door overspattend water. Het was ook veel te gevaarlijk met open luiken op de Nieuwe Maas te varen, nu het schip zo zwaar geladen was.