7. Hoe zal ik U ontvangen...
Het was de avond van diezelfde dag, Kerstavond.
De kinderen zaten met oom en tante om de haard.
‘Wat willen jullie nu?’ vroeg tante. ‘Nog mee naar de zangdienst in de kerk of zijn jullie te moe en te slaperig? Ik geloof dat het het beste is dat ze naar bed gaan, vind je ook niet, man?’ Oom Simon keek zijn nichtjes en neefjes aan.
‘Ja, na zo'n ijsdag..,’ begon hij.
‘O, ik ben helemaal niet slaperig, oom,’ zei Frans en sperde zijn ogen wijd open.
‘En ik ook niet!’ riep Henk.
‘Ei zo,’ zei oom met een lachje. ‘Wie knikkebolde er zo pas hoven zijn boek? Dat was jij, Frans. En Henk las met zijn ogen dicht. En Marijke kwam niet verder dan die ene bladzij. En Clara heeft echt geslapen in haar stoel... 't Is helemaal geen wonder, hoor. Eerst zijn jullie de hele morgen op het ijs geweest. En vanmiddag kwam daar overheen het tochtje, dat wij met z'n zessen hebben gemaakt. 't Is welletjes, hoor. Als jullie graag naar bed wilt...’
‘Dat willen we niet. We willen mee,’ zei Frans.
‘En 't is beloofd!’ pleitte Marijke.
Dat was zo. Vanmiddag onder het eten had tante Truus gepraat over de zangdienst. Deze zou gehouden worden in de oude kerk. Er zouden kaarsen branden, net als in vroeger eeuwen. Lange kaarsen op de kronen en dikke kaarsen op de banken. Een koor zou zingen en de kinderen mochten ook zingen. Maar dat op