nestje bouwde in een boom. Janneke wist dat, omdat de juffrouw een mus aanwees, die op de vensterbank tripte, en een boom op het schoolplein, en omdat ze een nestje tekende op het bord.
Toen het verhaaltje uit was, sloeg de klok vier uur. Janneke vond het jammer. In school was het warm en veilig en nu moest zij weer door het bos. Best mogelijk dat daar weer een jakhals was...
De juffrouw hielp Janneke in haar dikke mantel en in haar hoge rijlaarzen en zij trok de kleppen van haar bontmuts over haar oren en zette haar op de rug van Kik.
‘Wel thuis!’ zei zij, nadat Jan achter haar geklommen was.
‘Tot morgen,’ groette Janneke. Ze wou niet laten merken, dat ze bang was.
Dirk reed weer naast hen.
‘Zou er weer een jakhals zijn?’ vroeg Janneke met een dun stemmetje aan hem.
‘Misschien wel tien,’ antwoordde Dirk. ‘Misschien komen we ook wel een kudde wolven tegen.’,
‘Wolven?’ schrok Janneke.
Dirk lachte luid. ‘Ben je bang, dat die je opeten zullen? Jij bent Roodkapje niet.’
Neen, zij was Roodkapje niet. Maar of je nu Roodkapje of Janneke heette, wat gaf dat als een wolf je opeten wou?
Dirk lachte weer. De wolven aten hier geen kinderen op en de jakhalzen ook niet en de beren ook niet. Je hoefde voor wilde beesten helemaal niet bang te zijn. Alleen als beren jongen hadden, dan moest je voor ze oppassen, maar jongen kregen zij in het voorjaar. Nu was het nog niet zo ver.
Janneke keek om naar Jan. Zou het waar zijn wat Dirk zei? Waren wilde beesten in Canada geen wilde beesten?
Jan knipoogde geruststellend naar haar. Hij scheen Dirk te geloven. Maar Janneke vond het al te vreemd, dat een jakhals en zelfs een wolf of beer in Canada geen kinderen opaten. Zij keek schuw om zich heen. Gelukkig hield Jan hun paard dicht bij dat van Dirk.