Hij schudt zijn oude hoofd, boos en wanhopig, en hij hoest weer: ‘Uche... uche...’
Leentje staat er verlegen bij. Wat kan zij doen om opa een beetje op te fleuren? ‘Het is niks erg, als ik geen melk krijg,’ zegt ze.
‘'t Is wel erg,’ stuift de oude op. ‘De dokter heeft 't gezegd. Je moet melk hebben, véél melk. Dan word je beter en anders niet. Nu blijf je ziek. En dat is de schuld van die lelijke jongens, die kwaje rakkers. O, ik zàl ze. Ik zàl ze!’ Weer wringt hij zijn vuisten en flikkeren z'n ogen woest.
Leentje huivert. Een beetje van kou, maar ook om opa. Dan zegt ze: ‘Opa, wij kunnen er toch om bidden?’
Grootvader kijkt op. Zijn ogen zijn nog donker. ‘Bidden?’ gromt hij, ‘waarom bidden?’
‘Dat sik weer terugkomt. Dat wij weer melk kunnen krijgen.’
De oude schudt nors het hoofd. ‘Onzin. De geit komt niet terug. Er is geen melk voor jou. Daarom te bidden geeft geen zier.’
Leentje schrikt. ‘Geeft bidden niks?’ Bidden geeft véél, heeft moeder haar geleerd. God hoort het gebed.
‘Dacht jij dat met bidden de sik weer terugkwam?’ vraagt Jochum schamper. ‘Nee, m'n kind. Daarvoor helpt bidden niets. Ik moet er op uit. Ik moet de sik zoeken. Ik moet hem uit de handen van die jongens halen. Maar ik kan het niet. Ik ben te moe. Mijn borst doet zeer van binnen. Ik kan niet voor jou zorgen, Leentje. Je moeder kan het niet en ik ook niet. En dat komt door die jongens. Die lelijke kwajongens! Als ik ze hàd... ik zou ze! Ik zou ze!...’ Hij balt zijn vuisten weer en wil opstaan. Maar hij zakt in z'n stoel terug. Z'n borst kraakt en piept en hij hoest weer: ‘Uche... uche...’
‘God hoort het gebed,’ zegt Leentje overtuigd. ‘En Hij vèrhoort het ook. Op de manier, die Hij het beste vindt.’
De oude bromt en gromt en hoest. En hij klemt de hand tegen zijn borst. Het piept daar zo. En het doet zo'n pijn.
Opeens kijkt hij op het wekkertje. ‘Naar bed, Leentje,’ zegt hij, ‘gauw. Je mocht maar een uurtje op en het moest goed warm zijn in de kamer. En nu zakt de kachel af. Ik heb 'm vergeten, en ik heb jou vergeten... O, wat zorg ik slecht voor jou. Goed in de warmte en veel melk, heeft de dokter gezegd. Nu heb ik geen melk en ik