Jeugdige minne-spiegel(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aen den Berisper. Bet-weter, gantsch ont-aerdt, geen Schepsel, wan-geschapen, Bespotter van het goet, die yders doent' begrimt, Ghy, die het Al bedilt, en selfs noch meer verslimt: Stoot open 'tvinnigh oogh; 'tis langh genoegh geslapen, Spar open uwen beck, en giftigh wil begapen Dit Boeck, 'tgeen wonder-vreemdt u bitse breyn beklimt! Keer wegh u breyn'loos hooft; niet waerdt dat u beglimt De glans van Reden-rijck, geharnast met haer Wapen. Vraegt ghy wat wapen zy (trots meen'gen vromen Vorst) Voerdt, Goddelijck vergult, op hare ted're borst? Ick antwoordt: Reens-beleydt, om Spotters af te weren; 'Tis Reden die geen Konst (hoewel van u bemorst) Beschimpt, maer als Pyreen naer meerder Reden dorst: Dies sult ghy in u spijt en bitt're nijdt verteeren. Een of Geen. Vorige Volgende