Jeugdige minne-spiegel(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Lof-Rijmpjen ter eeren de jeugdighe Minne-Spiegel van den soet-vloeyenden Poëet en Rijmer P. Nootmans. O Bataefsche Veldt-Godinnen Juyg nu vrolijck in de Rey. Laet u heusche soete sinnen Met een dartel veldt-geschrey tHaegsche lommer-bosch door klat'ren, Dat de Echoos holle stem Op het onverdienst' komt schat'ren. Juyg sijn Loff; en prijs doch hem, Hy die waerdigh is te prijsen Die u Minnens-Spiegel thoont: 'kSie 'tGedicht ten wolcken rijsen, 'tWort met Lauwer-blaen bekroont. 'kMoet u, soete Nymphjens vragen, Die hier uwe woon-stee houdt In het prachtigh 'sGraven-Hage, Of by't tellig-rijcke Wout, Of by 'sVijvers soete stroomtjes, Daer, by't toorts-licht, 'tsoet geluyt, Onder d'schaduw' van de boomtjes, Ruyssen 'sMinnaers-klachtjens uyt. Laet ick oock tot uwaerts komen Die het holle Ty beschrijt, Ey Goddin van d'Amstel-stroomen Die nu soo geluckigh zijt: Siet, dees heeft uyt u gesogen 'tSap der heyl'ge Poësy; Dies hebt ghy hem op-getoogen In Reen-rijcke leckerny: Neffens u sal ick aen-spreken Al wat held're keelen heeft. Siet dees aengename treken˙ Komt, al wat op aerden leeft, Spiegel u in dese dichten, Sing dees held're versen soet, 'tSal u swaren geest verlichten, 'tSal verquicken doen u bloet, Singh tot Nootmans loff en eere. O soet vloeyende Poëet Kon mijn pen u Loff vermeeren; Hart, en stem, en handt is reedt. A. vanden Bergh. Uyt d'een in d'ander Krijgh. Vorige Volgende