schoonschrift op de index staat. Ik sta erbij en zie het aan, gesprekken in de ochtend, die niet wegdrijven in de rozevingerige dageraad, die in de herhaling van elke dag en op elke plaats en met andere mensen een vorm krijgen, waaruit van alles kan voortkomen. Zelfs Le Monde, die je met geen mogelijkheid een revolutionair pamflet kunt noemen, schreef: ‘In juli 1789 wist niemand dat de Bastille veroverd werd om de veertiende juli te vieren - wat betekent dan, in die context, de derde mei 1968, de dag van de val van de universitaire Bastille?’
De ochtend kruipt verder, we rijden van poort naar poort. Bij een klein privé-bedrijf wordt een eigenaardig ballet opgevoerd voor drie heren: zowel de eigenaar als de vakbondsman als de studenten hebben een traktaat bij zich en wisselen dat met knikken en glimlachjes uit. Daarna gaan de studenten terug naar de vergaderingen van hun actiecomités om rapport uit te brengen, want het mag dan een revolutie zonder gezicht zijn, zij die haar maken of voorbereiden, werken dag en nacht als waanzinnigen. Alle universiteitsgebouwen trillen van activiteit, beheerst door een minimum aan zichtbare organisatie en een maximum aan strategische intelligentie en tactiek.
Hoe waar dat is, staat op duizend bulletins op de aanplakborden te lezen. Ik koop een ochtendkrant, die zijn lezers aanraadt om nu eten te kopen. Er is maar 750 ton vlees aangekomen in plaats van 1091 en maar 27 ton vis in plaats van 146. De prijs van kalfslever is gestegen, maar konijnen zijn nog even duur als gisteren. Vraag vooral naar Marokkaanse tomaten (nogal plat) en wantrouw de Hollandse (ronder en mooier). En bedenk goed, dat er op deze wereld aardappels en aardappels zijn. Het bier wordt schaars en er zijn geen zwarte sigaretten meer. Wat er wel is staat doodstil te stinken op alle straten. Er zijn in Parijs meer auto's dan er straatoppervlak is en al die auto's staan nu op dat oppervlak. De politie, anders zo zichtbaar, is plotseling verdwenen. Seriële jankconcerten ontstaan, niemand komt één meter vooruit. Parijs vindt zichzelf terug, erger dan ooit. Ik rijd de Champs Elysées af in twee uur, krijg de neiging om mijn auto weg te gooien of op te vouwen of aan een stel spelende kinderen te geven, zie dan plotseling een gat, zet hem neer en loop de verdere kilometers naar mijn hotel, een voorbijganger in een onzichtbare omwenteling, want gewenteld wordt er nog steeds, dat is zeker.
Die avond ben ik voor het diner uitgenodigd door een