La Coruña
september 1967. Een nieuwe denker leert dat de aarde, nu we haar met onze ruimtevaartuigen ‘ommuurd’ en van de ruimte afgesloten hebben, een dorp geworden is. De aarde is een dorp. En de inwoners, leert hij, hoeven in de toekomst, als ze naar een ander eind van dat dorp willen, zich niet meer lichamelijk te verplaatsen. Je kunt blijven zitten waar je zit, en toch ergens anders zijn. Dit wat onwennig overwegend, nader ik, nog steeds lichamelijk, mijzelf niet in Amsterdam gelaten hebbend, La Coruña, stad in het uiterste noordwesten van Spanje, de andere kant van ons dorp.
Er zijn kroniekschrijvers die tranen laten bij het verdwijnen van een oud café in de binnenstad. Maar wat voor rivieren van leed zullen er loskomen als de oudste tuin van allemaal, de aarde, zal veranderen in een eeuwigdurende voorstad, waarin alleen nog talen en klimaten, en hoelang nog? zullen verschillen. Ik voel een merkwaardig conservatisme in me opkomen, een ouderwets levensgevoel, dat tot elke prijs doodmoe in een onbekende stad wil aankomen, vreemde geuren ruiken en zien wat een helder zeelicht en een straffe oceaanwind, die de lucht laat klapperen als een zeil, met een stad kunnen aanrichten.
La Coruña is een stad van zee en wind. Het licht is er anders dan in de meeste Spaanse steden, en het wordt in alle huizen gevangen door enorme glazen veranda's van kleine ruitjes, de ventanas. Omdat ik er deze keer niet zal blijven rijd ik maar wat rond, de zee houdend, en kom op een leeg en zanderig plein in een arme buurt, waar ik mijn auto neerzet voor een kazerne. Twee mannen in de eeuwige modderkleurige uniformen en met Duitse helmen houden de wacht voor de poort waarachter alles voor het vaderland geschiedt; hun voeten knallen in de houding als er een zwarte auto met een vlaggetje uitkomt. Aan de overkant van het plein is een soort vlooienmarkt, aan elkaar gebouwd van oude meubels, overdekt met ijzeren platen, met een eigen systeem van straten en pleinen. Het is er donker, kopers lopen er niet, en plotseling merk ik dat het eigenlijk een woonwijk is. Af en toe schreeuwt een vrouw uit zo'n hol dat ik iets kan kopen, maar ik zou niet weten wat. Een stam van hutbewoners die in