Niets
september 1967. Het is de vroege ochtend, in Ribadeo. Een dienster met een wit kloostergezicht zet een glas sinaasappelsap voor mij op tafel, en dat wordt dan meteen de felste kleur van het hele diepe landschap dat onder me ligt. Ik zit er helemaal alleen. Over het wijde binnenmeer, beneden, trekt een man in een bootje, ook alleen. Alles is zo stil, de baai zo diep beneden me, het bootje zo klein dat het op een vlieg lijkt die heel langzaam over een marmeren tafel loopt. Ver aan de overkant ligt een ander dorpje, Castropol. De huizen, het kerkje, de haven zijn duidelijk zichtbaar, maar alles samen is het zo ver weg dat je in het dorpje geen enkele beweging ziet. Kortom, alles is roerloos, er hangt een lichte ochtendnevel, en verder is er niets mee te delen.
Ik heb hier een herinnering, maar ik weet niet meer welke. Het heeft iets te maken met een veerboot, en ik zie de veerman, en ik zie de kleur groen, en weet dat in de verte de zee ligt, maar ik kan het niet meer in elkaar passen, het is gebeurd maar het is verdwenen, leve de vergankelijkheid. Ergens in mijn geheugen boomt die veerman mijn ik van tien jaar geleden heen en weer over de baai van Ribadeo, maar het is een reis zonder einde. En tóch herinner ik me de groene schittering van de oceaan, maar als ik van het terras opsta en het dorp inloop, de kant van de zee op, kan ik het niet vinden. Nergens een aanlegplaats, nergens een veer, nergens een oude man die vreemdelingen overzet. Dat het hier was weet ik zeker. Misschien was ik het wel niet, dat kan ook nog. Nutteloze Spaanse bespiegelingen.
Van het haventje beneden komt het slaan van ijzer op ijzer, een visser boet zijn netten, er rijdt een rode auto voorbij, en dat alles terwijl zich in de rest van de wereld van alles afspeelt. De wereld! Waar die dan wel mag wezen? De dag komt langzaam overeind en gaat weer liggen, ik slenter langs het water, drink wat in kleine donkere cafés, zie de zwarte boeren met hun wagens uit de heuvels komen en zie ze weer gaan, de avond in, die het dorp langzaam begint in te sluiten. In het grootste café staat de televisie aan, maar de werkelijkheid moet van zo ver komen, dat hij hier gescheurd en gerafeld aankomt, witte trillende schimmen leggen ver achter de bergen verklaringen af,