Droom
augustus 1967. Ik weet niet of het met de steeds vorderende leeftijd te maken heeft, maar ik droom steeds meer, en vooral als ik op reis ben. Het kan ook zijn dat ik me er op reis veel bewuster van ben, want zoveel dingen die je gebeuren als je je eigen voordeur achter je hebt dichtgeslagen lijken flarden uit dromen die je al eens gedroomd hebt. In Beaune, in de Bourgogne, was er geen plaats meer in de herberg. Het stuk dat ik nog moest rijden om toch nog een bed te vinden was net te lang, de weg bochtig en heuvelig, mijn auto eenzaam, een spookachtig steeds in honderd bochten verschietend landschap schichtig in zijn grote lichten. Iedereen kent het: het lijkt of de door de richtingaanwijzers beloofde plaats nooit meer zal komen. Voor eeuwig ben ik gedoemd om in dit nachtelijke, Franse landschap rond te rijden. Dan komt er, na wat uren lijkt, toch een plaats, Autun. Het is allemaal nog werkelijkheid. Een voorwereldse portier achter een hoge bruine lessenaar. Hij gaat me voor, mompelend, door de langste hotelgang die ik ooit gezien heb. Steeds nieuwe bochten. Ik bedenk dat er achter alle deuren wel mensen moeten liggen, verzonken in hun eigen zelfgemaakte dromen, anders zou hij mij zo ver toch niet brengen. Eindelijk zijn we er. Gedoe met een middeleeuwse sleutel, een kamer met een glimmende houten vloer, en tot in het waanzinnige uitgedijde mescalinebloemen aan de muren. In de kamer naast mij, een duister, zacht, eb- en vloedachtig snurken. Ik doe de ramen open. Uitzicht over enkele daken, en over de nacht. Omdat ik anders niet kan slapen wil ik nog wat wandelen, en loop langs de broodkruimels die ik heb uitgestrooid terug naar de nachtportier. Ik mag er uit. Buiten ligt Autun. Er zijn nog een paar cafés open en even meng ik mij in het plaatselijke nachtleven. De weg draait nog steeds onder mijn ogen door, ik voel de slaap tot in mijn tenen, maar wandel toch nog wat rond. Het is doodstil. Op een leeg plein branden een paar
lantarens, ik zie een gerechtshof met koperen hekken, een gebouw met zuilen, een school, de schimmen van de laatste drinkers op de terrassen. Het lijkt alsof ik over en groot toneel loop, decors aan alle kanten, andere acteurs nergens te vinden, ik ook mijn tekst kwijt.