Brighton
Brighton, februari 1967. Iedereen had gezegd dat ik, als ik naar Brighton ging, ook naar het beroemde Pavilion moest gaan kijken, maar al aan de uitgang van Londen kwam een beestachtige mist opzetten. Een verstandig mens keert dan om, maar ik had me er net met veel moeite uitgeworsteld, het ene voorstedelijke gezwel na het andere verslagen, en nog steeds heette het Londen, dus ik reed welbewust de koude, witte lappen in.
In het begin ging het wel. In de groene velden waren de door de winter zwartgeblakerde bomen nog zichtbaar, laagvliegende raven bepaalden de afstand tussen de verschillende, doodstille waarneembare voorwerpen, maar mijn autolichten maakten de mist steeds witter en bewegender, zodat ik na een tijdje de radar aan moest zetten en daarop met gesloten ogen ben verder gereden, af en toe gewaarschuwd als er iets bijzonders te zien was, waaronder gerangschikt mogen worden een lijkwagen met kist en bloemen zonder volgauto's maar mèt chauffeur en twee grote uithangborden bij een verlaten kerkgebouw. De teksten erop luidden - vrij vertaald: ‘Als u alles al heeft moet u hier toch eens langs komen’ en ‘De kerk is de enige vereniging die bestaat voor degenen die er geen lid van zijn’. Verder niets. Mist. Het geluid van de motor. Een enkele tegenligger. En aan het eind van dat alles Brighton. Wazige, oranje lichten. Het paviljoen afgegrendeld door de mist. En aan het eind van Brighton de boulevard, en daaronder de zee. Ik heb mijn auto neergezet en ben op het geluid afgelopen, maar dat was niet genoeg, ik moest alle trappen af, over een strand van grote, natte keien om hem ook te zien, de zee, en trouw als altijd lag hij daar, groot, zachtjes bewegend tegen de keien. In de verte de misthoorn van een schip, daarachter weer de zee, en daarachter Nederland, wachtend op een kabinet.
Een tijdje heb ik daar gestaan, verkillend tot op het bot en zelf ook wachtend op een geheimzinnig teken, dat zoals gewoonlijk weer niet gegeven werd. Geen tropische vogel kwam op mijn schouders zitten, er spoelde geen witte walvis aan, en ook de mist trok niet plotseling op om plaats te maken voor een blauwe zee vol overdreven zeilschepen en een sinaasappel-