Gevaarlijk café
Londen, februari 1967. Londen heeft vandaag een zeer grijze hoed op, en ik loop er onder. Een goede vriend heeft me gezegd dat als ik eens wat anders wil zien de dokken wel aan te bevelen zijn en sinds een uur ben ik er naar onderweg, naar de dokken, lopend door een chaotische, opengebroken stadswijk waar de wolkenkrabbers hoogmoedig staan te smalen op het vervuilde huispuin dat ze opzij getrapt hebben. Het lijkt wel, denk ik, of er een aardbeving heeft plaatsgehad, een jaar geleden, en de opbouw energiek is aangepakt. De nieuwe stad ontstaat tussen het débris van de oude, en alles bij elkaar is het een slordig, onaangenaam landschap, gevangen in de loodkleurige lucht. Een dikke, stroperige stroom verkeer duwt zich erdoorheen, en in de verte, achter veel spoorlijnen, zie ik de kranen van de haven en de hoge schoorstenen van schepen.
Wie mocht denken dat mijn stemming zich aangepast heeft aan de noodlottigheid van de omgeving heeft het mis. Lelijkheid windt sommige mensen op, en daar hoor ik bij, dus zoemend en neuriënd, als voorbijganger vermomd, een bijrol in een kleurenfilm die nooit gemaakt zal worden, begeef ik mij naar wat door dezelfde goede vriend omschreven is als een ‘gevaarlijk café’ aan de Victoria Doek Road. Het was er niet gevaarlijk, wel vreemd. Een stuk of twintig mensen zat er met groot geduld te wachten op een grote gouden trein die nooit aan zou komen. De barjuffrouw, die het wist, maar er geen bezwaar tegen had een rol te vervullen in de vergeefse droom van verworpenen, sprak iedereen vanuit een hemelse glimlach aan met schat, lief, liefje, schat, en schonk grote vaten vol met zwart bier. In een hoek van de bar zat een in het geel gekleed, door de alcohol opgemaakt wijfje. Ze had een verschrikkelijk gezicht met daarop een gewone glimlach, maar ook glimlachen hebben hun noodlot: op het verkeerde gezicht worden ze een duivelse grijns, en zo zat ze daar, een goedbedoelende gele pop met kwaadaardig godenmasker, en probeerde met iedereen een gesprek aan te knopen, maar iedereen vluchtte, haar steeds eenzamer met haar potje Guinness achterlatend.
Het was er stil. Af en toe het even lang uithuilen van