Leuven
januari 1967. Ik sta op het stationsplein van Leuven, en ik heb er niets te zoeken. Het is nacht, misschien komt er nog een trein aan, misschien niet. Met de drie mensen in de stationshal en de vijf die over het koele, donkere plein lopen ben ik vannacht opgeroepen door de onbekende instantie die de decors van de wereld regelt: U wordt verzocht op het stationsplein te Leuven aanwezig te zijn om het voor een aanblik van totale verlatenheid te behoeden. Ik doe mijn plicht en kijk naar de anderen, en naar de decorstukken - een monument, een rij taxi's, een paar cafés, het begin van een winkelstraat.
De anderen lijken op alle anderen van alle lege avondstationshallen, Hamburg, St Quentin, Padua, altijd staan er wel een paar mensen te wachten op een trein of op iemand die nooit meer of toch nog aankomt. Zelfs de houdingen zijn voorgeschreven, en het kan nooit missen: zij zien er voor mij uit zoals ik er voor hen uitzie, en niet tevreden met dat evenwicht verlaat ik de hal en loop het plein op. Het monument is groot en lelijk. Het is zeshoekig, er staan figuren op met de vastberaden blikken van na 14-18, een achteroverleunende vrouw die geen gezicht heeft of waarvan ik het gezicht niet kan zien dient als schegbeeld voor dit rouwschip dat nooit zal wegvaren. Zelfs de namen van de doden die het moet herdenken zijn zwartgeblakerd, niet door een brand maar door het langzame sluipvuur van de vergetelheid, honderden namen zijn het, in brons gegoten maar nu onleesbaar geworden, en de nabestaanden maken ze niet meer schoon zodat het monument zichzelf opheft en niet meer de genoemde gesneuvelden herdenkt maar hen met hun onleesbare namen verder wegjaagt in het niets.
Overal op het plein vallen witte lichtplekken van neon, het licht dat voor ons al onverbrekelijk bij de nacht hoort. In vijf witte kramen worden frites verkocht en in één smoutbollen, maar er worden geen zaken gedaan. In de cafés zitten weinig mensen achter grote kelken bier, en ik vraag me af of mijn impressie van Leuven anders geweest zou zijn als sommigen van die mensen thuisgebleven waren en anderen de cafés bezocht hadden. Of als ik een uur eerder of later