gespogen worden, korte nijdige speekselflitsen uit gezichten van haat. De uitgebrande Russische kazerne en de uitgeholde tanks. De opzijgevallen trams, een vreemd gezicht, want trams zijn te groot om zo maar op straat te liggen. Geblakerde huizen, gebroken glas. En die geur die me als het kopje thee van Proust tien jaar later bij een vuurwerk op een eiland in Spanje al die beelden weer voorzet: kinderen als soldaten, het griezelige graven naar geheime agenten ergens op een plein, een man met een mond zonder tanden die vertelt hoe lang hij in het kamp gezeten heeft. De schrijver, die al zeer opgewonden was, raakte in de war. Of ben ik nu in de war? Kan ik het niet verdragen dat ik toen eenvoudig vond, en duidelijk, wat later zoveel minder overzichtelijk bleek? In ieder geval, ik vond het toen duidelijk, en ik was op de hand van de Hongaren, wie dat dan ook waren. De avond viel, en het onvergetelijke visioen van Allerzielen, drie brandende kaarsen achter de ramen van alle donkere gebouwen, deed zich voor, vergezeld van hartstochtelijke gezangen. Zo iets zie ik nooit meer. Uit datzelfde duister herinner ik me de gezichten van Henk Hofland en Alfred van Sprang. Overal werd aan de doden eer bewezen, liederen, kaarsen en bloemen, en tussen de journalisten sloop een volk van geruchten heen en weer: het is allemaal voor niets geweest, de Russen zullen straks terugslaan, en de eerste twijfels in de rechtzinnige gemeente: de grote fascisten zitten in Wenen al klaar om over te komen, maar St Mindszenty is neergedaald in de Amerikaanse ambassade. (Dat is het enige wat nooit meer veranderd is.)
Mijn vrienden de fotografen wilden de foto's naar Holland brengen. Ik ging mee. Veel anderen, waaronder Hofland, zijn er weken gebleven, want diezelfde avond sloeg de klem dicht. Er werd niet meer gezwaaid. We reden door een volk dat zich voorbereidde om te vluchten, te vechten, of zich te wreken. Angst in alle kelen. Ik moet in een van de laatste auto's gezeten hebben die de grens gehaald hebben, achter een Ferrrari van de Italiaanse pers, en vóór andere jagers. Een man, een groep, een geheime dienst, een regering, of een chemische samenstelling van die krachten die we geschiedenis noemen, had met opzet of per ongeluk of van nature een kwaadaardige fout gemaakt die het Europese rapprochement jaren heeft vertraagd, tot ieders schade. In Nederland, waar iedereen altijd alles zeker weet, brak op datzelfde ogenblik een tijd van gigantische onzin aan.