La Linea
september 1966. Er is niets moois te zien in la Linea de la Concepcion. Het is laat en in de onaanzienlijke cafés rond het hoofdplein hangen nog wat mannen tegen de bar en kijken naar de televisie. Het zou een vergeten stad ergens in Zuid-Amerika kunnen zijn, de droevige kroniekschrijver voelt zich weer eens verlaten, de vloer is vuil, vol papieren servetjes en garnalekoppen, op het plein verkoopt een oude man wat snoep aan een wrak karretje, de nachtlucht is niet koel, een droge wind rammelt aan de luiken, en op de televisie spant Charles Boyer zich met een Spaanse stem in voor een onduidelijke Amerikaanse serie en vermoordt of redt, ik ben het alweer vergeten, een Chinese met prachtige lange benen.
IJdelheid! Frankrijks roem, als Chinees verkleed, Spaans sprekend uit andermans stem in een Amerikaans onzinverhaal, bekeken door vermoeide Spaanse arbeiders en een Nederlandse woordenschrijver in een café uit de verloren jaren dertig. Maar dan verandert alles. Het nieuws! Een klaroenstoot kondigt grootheid aan, en daar is hij dan, de dictator van heel Spanje, de laatste Spaanse koning, don Francisco Franco, de chef van de staat, en hij heeft niet eens een uniform aan. Vijfentwintig jaar macht, en wat wordt er zichtbaar? Een in tweed gehulde, kleine oude man, die voortdurend een wat grote hoed ophoudt. Zijn mond doet hij niet open. Wasachtig, onbestaand, totaal onbruikbaar in zijn burgerpak wordt hij rondgereden in een rondrijwagentje door een autofabriek, drukke zakentypes wijzen hem op details, maar het op de televisie van emaille geworden staatshoofd beweegt niet, rimpelt niet, kijkt wel maar zegt niets, en zoem zegt het karretje, de fabriek uit met die pop waarin ergens Macht verborgen zit, en tussen een kordon militaire koorknapen bekijkt het een op een Amerikaanse machine gezeten arbeider die in enkele minuten een heel veld koren leegmaait.
De mannen om mij heen zien het aan. Commentaar komt er niet. Het verschil tussen de vooruitgang op de televisie en de landbouwmethodes die in deze streek nog in zwang zijn is onvoorstelbaar, maar God weet hebben ze het gevoel dat het goed gaat met Spanje. De pop wordt weggeleid, schudt handen, hij is