Een ochtend in Bahia
(1968)–Cees Nooteboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Spanjeaugustus 1966. Van een of ander onvoorstelbaar gezichtspunt uit zou het zichtbaar geweest kunnen zijn: hoe in de westelijke Pyreneeën (blauwig die avond, al bijna vergaan in de nacht) iemand morrelde aan de grens van Spanje, terugkeerde, weer morrelde, er weer niet in ging, terugkeerde, en er in ging. De kring van onlust om die man heen was toen al zo groot dat het wel zichtbaar geweest moet zijn voor de grenswachters in de groene uniformen. En als dit allemaal te moeilijk is: ik wou naar Spanje gaan, en toen ik dichtbij was, er voor stond, wist ik ineens weer waar ik voor stond, voor die wereld die zo sterk zichzelf en anders dan de mijne is en toch zo de mijne dat ik er alleen maar van kan houden, of hem haten, en omdat dat alletwee moet, dan maar om en om. Toen ik er in wou, en niet in ging (één keer terug om benzine in Frankrijk te tanken, wat een waanzin als je duizenden kilometers door Spanje zult gaan reizen! Wat doet die ene volle tank er dan nog toe?) zag ik ineens door elkaar allerlei ogenblikken gezichten en landschappen van de tien jaar waarin ik al in dat land kom. Eén kleur overheerste boven alle gezichten van mensen, boven gebouwen, uniformen: de droge, kale kleur van grond. Ik wist niet meer wat ik er zou moeten doen, en ging voor de tweede keer terug om geld te wisselen (wat een waanzin! Die paar centen verschil in koers!)
Nu, nu ik er alweer zoveel langer ben - want natuurlijk ga je er toch in, weet ik wat me aangevlogen is, de avond in het donker, afkeer en angst die vochten met een verschrikkelijke aantrekkingskracht. In het gat waar ik nu woon is het fiesta, vandaag was er een vodderige parade, ik ben niet gaan kijken, Duitse helmen, bajonetten, hoorngeschal bij de consecratie, op de televisie de Hitlergroet van witte uniformjassen met daarboven zwarte overhemden, het is allemaal niet veranderd. Een zachte korst van welvaart, van onbestemde, ongerichte conjunctuur in de kuststreken doet daar niets aan af. Dit land is niet veranderd want het kan niet veranderen. Het kan bewegen en het wil veranderen, maar het is nog niet veranderd want het kan het niet. Het zit in honderd putten van het verleden, het zit nog in zijn bloedige oorlog, het zit in een | |
[pagina 67]
| |
desintegrerend systeem dat de wind heeft meegehad omdat er geen andere wind was, noch een regenmaker, en als het verdwijnt zal het verleden opnieuw verschrikkelijk machtig zijn. Cijfers, cijfers en cijfers zijn het die de onzinnige mystiek rond dit land kunnen verbreken, want het is niet mystieker maar wel vreemder dan de moderne landen, het màg het niet zijn. Maar wat wil ik? Buiten hoor ik een heel dorp schreeuwen van plezier, want bankroet is niet zichtbaar, en je moet weten dat de lawaaimaker naast je op het strand, dolblij en schetterend met zijn eerste draagbare radio, ongelukkig is, omdat hij het niet weet. Hij ziet een wolkenkrabber en een televisie en scooters en kleine, keverachtige auto's. Welvaart! De industrie van het land is dertig jaar achter, de landbouw is op veel plaatsen middeleeuws, de betalingsbalans drijft voor tien procent op de uitvoer van arbeiders, en het wordt nog steeds geregeerd met scherp ijzer, daar hoeft niemand zich in te vergissen. De oorlog is twintig jaar afgelopen, hun oorlog dertig jaar. Dat is verleden week gevierd, en ik zag dezelfde foto's van tien jaar geleden, en dacht, J.W. Brouwer, die het beste boek over Spanje geschreven heeft dat er in Nederland verschenen is (Het mysterie van Spanje, uitgeverij Van Oorschot) had niet kunnen weten dat het nu, dertig jaar na die oorlog, terwijl de wereld zich rond haar as gewenteld heeft, alle verhoudingen veranderd en geschud zijn, nog steeds zo bitter geldig is. De veranderingen, waar men zich blij om zou willen maken, zijn nuances. Dezelfde man regeert, en zal dat doen zolang hij leeft, en het is bijna onvoorstelbaar dat hij op een dag niet meer zou leven, want wat dan? De lege plaats, die er al eerder was, en waarin er tien tegelijk willen, terwijl er toch op zijn minst nu iemand zichtbaar zou moeten zijn, geen sterke man, geen leider, maar een regenmaker, een veranderaar, maar de lege plaats die op zichzelf al een rite van geweld om zich heen heeft zal zijn rol wel weer spelen.
Goed, ik heb het allemaal weer doorgereisd. Van boven naar beneden, van beneden naar boven. Het is het boeiendste land dat ik ken, en ik houd ervan. Het is tegelijkertijd het land dat een onvoorstelbare hoeveelheid ongecoördineerde buitenlandse lyriek heeft opgeleverd, de zon, de aarde, de Spaanse mens, de Spaanse ziel, koek waar alleen de honden brood van lusten. Over blijft: alles nog eenmaal helder te be- | |
[pagina 68]
| |
kijken. De vaak onachterhaalbare cijfers te achterhalen, zoals in het boek van Eléna de la FouchèreGa naar voetnoot*. Dat wij dat doen, en daar conclusies uit trekken, kan nuttig zijn, maar het is zoveel beter als het hier gebeurt. Want dat is de enige kans dat een volk niet langer gewurgd wordt door de touwen van zijn eindeloze verleden en de onbelangrijke en burgerlijke leiders die dat verleden beheren, en het zijn plaats in de wereld en de tijd weer inneemt en niet uiteindelijk verdrinkt in een drabbige foldersloot van pittoreske achterlijkheid. En wie de geschiedenis van de laatste vijfendertig jaar kent, en het karakter van de gewone mensen van dit land, en het verlangen van zovelen, en wat die velen er vandaag en elke dag voor over hebben, weet dat zij verdienen dat de eeuwenoude en noodlottige cirkel doorbroken wordt. |
|