Stenen
Biarritz, juli 1966. Niemand weet eigenlijk veel van de menhirs. Het zijn grote stenen, ze staan in rijen, ze zijn er neergezet, hoe weet niemand, gericht naar het westen, door een vergeten ras dat misschien wel de zon vereerde. De Romeinen hebben ze aangetroffen en er soms de beeltenissen van hun eigen goden in gehakt, de christenen later, zetten er wel eens een kruis bovenop, en weer tweeduizend jaar zijn er sinds de Romeinen voorbij, en ze staan er nog, in waarschijnlijk hetzelfde landschap, groen, wijd, met bewerkte en snelvarende luchten er boven. Zo blijft het trouwens, want wij duren korter. Van een afstand is zo'n groepering een gebouw zonder gebouw, je kunt er lijnen tussen trekken en het sluiten, maar het helpt niets, zwijgend en stom staan ze daar, veel groter dan mensen, en proberen ons te herinneren aan een volk dat ons maar niet te binnen wil schieten. ‘Het zijn stenen’, roept een oud vrouwtje tegen haar man in zijn auto langs de weg, en daarmee heeft ze het wel opgesomd. Ze is een beetje teleurgesteld, de hemel weet wat ze verwacht had na al die richtingaanwijzers naar een Historisch Monument, maar ze heeft wel gelijk. Het zijn stenen, en als je er lang voor blijft staan, wordt het raadsel alleen maar groter, geen herkenbare mensen kunnen er bij ingevuld worden, en al evenmin een herkenbare god. In grote houten wagens, vertrokken, allemaal tegelijk, over de rand van de geschiedenis, met achterlating van wat stenen.
Soms liggen ze ook over elkaar, dan zeggen de geleerden dat het een graf geweest is, en dan heet het dolmen, en ik ga nu naar het dolmen van de mane' lud, maar hoe open dat graf ook is waar ik nu in afdaal, het blijft gesloten. De Keltische wind rammelt in de eeuwenoude sparren, door een grotachtige, stikdonkere gang kruipend kom ik in een kamertje waar wat licht invalt. Ik kan er rechtop staan. Op sommige stenen zie ik een teken. Boven, op aarde, hoor ik het geroep van vogels, dus het is geen winter. Nog verder het slaan van de oceaan op het strand. Een dode ligt er niet, en ik ga er ook maar weer uit. De steen op het graf is zeker vier bij vier meter. Een reus heeft hem er opgewenteld, om een mens te begraven. Verder is er niets. De vlierstruik naast het graf bloeit en geurt, een