Op een ezel I
Hydra, september 1965. Daar staan ze, op het heuvelpad, in het witte licht van de ochtend, zeven muilezels, en wij moeten er op. Het is een wat onwennige confrontatie, want zo'n dier is hoog, en als het dan ook nog vlak naast een steile rotswand gaat staan waar de zee diep beneden aan bevestigd is en hongerig heen en weer rolt, dan komt er iets heel stedelijks over je, maar flink zijn, half door de drijver opgetild kom je er dan toch nog op terecht, het dier maakt een beweging, en omdat je er schrijlings opzit val je er dan bijna meteen af, en zo vergaat het ons allen, de weduwe van de admiraal, de vrouwelijke communistische wethouder uit de Ardennen, de zangeres, de Parijse architect, de Griekse architect en de schrijver hiervan.
Er wordt wat zenuwachtig gelachen, dan geeft een van de donkere, laconieke Grieken van onder een geweldige hoed een enorme schreeuw met een triller erin, en we gaan op weg, een tocht van uren tegemoet, die ons over de hoogste top van het eiland zal voeren naar de andere kant, waar het er misschien wel hetzelfde uitziet, maar dat is op geen andere manier te controleren, want auto's zijn er hier niet, en wegen ook niet, alleen steile zigzaggende ezelspaden en daar deinen we nu overheen, de zee en de heuvels rondom ons, een karavaan van zo te zien eigenaardige en niet geheel bij elkaar passende menselijke figuren.
Ik heb de grootste moeite om te blijven zitten. Van een relatie tussen mij en het dier is geen sprake, hij vindt mij duidelijk een hinderlijke aanwezigheid en ik ben als de dood voor hem, want hij heeft een misselijke voorkeur voor die dof uitziende, totaal door het schelle zonlicht van een lange zomer opgedroogde planten die aan de overkant van kloven groeien, zodat hij af en toe blijft staan en met mij er bij over de diepte heenreikt, waarop de drijver aan komt hollen en hem een geweldige jens geeft wat hij mokkend verdraagt, mij de schuld gevend. Het duurt uren eer we van elkaar houden, tegen die tijd ken ik de waarde van alle toe te dienen kreten, en heb ik hem zelfs al een paar keer op de schoft geslagen met een stuk touw, daar in stijgende mate boerrrrrrrr bij roepend en ook verder al veranderend in een echte muilezeldrijver.