litici en de 20ste-eeuwse sektarische dogmatici met hun 21ste-eeuwse wapens.
‘Een gebeurtenis, een stemming, een standpunt. Overspoeld, nu al, door andere gebeurtenissen. Wat is de reden om een vergeelde foto van een al bijna weer vergeten staking te bewaren? De geldigheid, dat het gebeurd is. Middagen in Bruay, in Edinburg, in Berlijn, losgepeuterde stukjes tijd, zonder chronologie bij elkaar gezet, voorwerpen aangespoeld op het papieren strand van een ochtendblad, en daar verouderd zoals de mode op oude portretten en onbegrijpelijke woorden in een geerfd woordenboek. Maar niet meer ongedaan te maken. Ik neem de foto's in mijn hand en vraag me af wat voor kleur en wat voor betekenis - if any - ze nog zullen krijgen, en wanneer? Nu, op dit ogenblik, kan ik niet meer doen dan ze inplakken, belangrijk en onbelangrijk, soms meer, soms minder goed gemaakt, verzameld met sentiment en opinie, in de jaren 1961, 1962, 1963 en gemaakt door dezelfde camera.’
Dat schreef ik in 1963. Een middag in Bruay, Een nacht in Tunesië, Een ochtend in Bahia. De argumentatie is dezelfde gebleven, ik ben nog steeds geen econoom, en geen politiek essayist. Ik schrijf op wat ik zie ‘met sentiment en opinie.’ Ik reis, ik neem mezelf mee op reis, ik kijk en ik schrijf. Ik weet dat het een risico is om deze stukken, die vaak niet veel meer dan uitgewerkte, langzame foto's zijn, in een boek te verzamelen, omdat de context van de krant, de context van de actualiteit met data, feiten, getallen en beschouwingen er omheen is weggevallen. Ik doe het in laatste instantie voor mezelf. IK wil dit bewaren, van die eindeloze reeks vluchtige momenten een tastbaar voorwerp maken, een ding. Makkelijk is dat niet. Veel van wat je in een paar jaar schrijft blijkt plotseling dun, vervallen, oude bladeren in een hoek van de tuin. Wat ik tenslotte overhoud zijn bijna altijd die stukken waarin ik de vergane momenten herken zoals ik ze beleefd heb.