De trommels, het langzame dansen, de onbeweeglijke goden, een paar gezichten die door het open raam naar binnen staren, groene en witte gerafelde slingers aan het neonverlichte plafond, candomblé. Afrikaanse eredienst, meegebracht door de slaven uit Afrika, verwant met voodoo, aangeraakt door het katholicisme, maar dat is niet zichtbaar.
Ik kijk naar de gezichten van de vrouwen, er zijn er bij van ver over de zeventig, maar jong of oud, alle gezichten zijn afwezig, naar binnen gekeerd of helemaal nergens heen, nergens een antwoord op een vraag die ik niet eens weet. Ik weet dat het mooi is, dat het bestaat, en dat ik er niet bij hoor. Een teken vanaf de troon, de muziek wordt feller, de bewegingen nauwelijks.
De dikke vrouw zit als een vette, aangeklede, uit de oneindige hemel gedonderde meteoriet op haar troon en wappert met haar arm. Ze bestuurt de dansenden met koude ogen. Uit de groep maakt zich plotseling een jonge vrouw los en begint te schokken. Haar gezicht is van een verschrikkelijke droevigheid, een toonbeeld van verdriet, nauwelijks om aan te zien. Een andere, kleinere vrouw, wendt zich naar de godin, of priesteres om toestemming, krijgt die, en begint de schokkende zachtjes rond te leiden, ondertussen haar kleren losknopend en weer, maar nu veel losser, vastmakend. Ze wordt dan alleen gelaten en de schokken worden feller. In het trommelen is er een felle, wrede slag bij gekomen, het knallen van een zweep, haar hoofd begint te rollen maar het gezicht houdt die uitdrukking van wezenloos verdriet.
Als ik daar niet naar kijk, maar naar de grote, sterke benen die het lichaam nu in de rondte wentelen denk ik aan een dier dat een verdriet heeft dat het niet kwijt kan raken. Af en toe komt er een schreeuw, maar de andere vrouwen blijven er in hun passieve dreinende kring omheen dansen tot het afgelopen is. Als de trommels ophouden blijft ze, letterlijk afwezig, in het midden staan, kijkend uit lege ogen en wordt weggevoerd tussen een geruis van rokken en het zachte kletsen van blote voeten op steen.
De geur die eerst zoetig en kruidig was is nu scherp en zurig geworden, het zweet van de dansenden vermengd met een of ander kruid. Steeds meer verdwijnen de gezichten in zichzelf, de trommels zitten tot in mijn voeten, het hoge zingen begint weer, golven van onverstaanbare teksten die toch iets betekenen, we