Tweede hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan meedeelt dat er in dit hoofdstuk niets wetenswaardigs voorvalt maar niettemin zijn reis met de vlinderachtige persoonlijkheid en de jonge man in 't monsterachtige voertuig voortzet, in de Franse hoofdstad overnacht en weer verder trekt.
Iets wetenswaardigs valt er in dit hoofdstuk niet voor, behalve misschien dat we de krankzinnige hoeveelheid benzine, die de monsterachtige auto opzuipt, volstrekt per ongeluk niet betaald hebben aan de grens en toch niet door de politie zijn achtervolgd, en dat de jonge man in een aanval van acute waanzin de olie, die zo'n voertuig nu eenmaal nodig heeft, in de remleiding liet storten wat ons twee landen verder, des nachts en op een berghelling, bijna het leven gekost heeft, maar net niet.
Tegen de avond, de zon in het teken van de steeds afschuwelijker Sacré Coeur, vallen we de Franse hoofdstad binnen die, na de atoomslag die er gewoed heeft, geheel verlaten is. Parijs in augustus is een wonder. Alle voertuigen zijn ergens diep onder de grond begraven, nog een enkeling spoedt zich door de zinderende, met kwaadaardige hete lucht gevulde straten, waaraan de verveloze luiken gesloten zijn. Een laatste ober, die weet dat hij de fall-out toch overal met zich meedraagt, is achtergebleven om uit pure gewoonte de weinige achterblijvers te bedienen, en tussen dat alles begeleidde de schrijver hiervan de vlinderachtige persoonlijkheid op haar moedige tocht naar de huizen Cardin en Dior, waar zij voor een Nederlands avondblad foto's moest maken, hand in hand met een Franse filmster die veel dikker was dan wij dachten dat zij was, of zou moeten zijn.
Tegen de avond viel bij toeval ook het donker over de stad, wat de zaak wel niet koeler maakte, maar mij toch in de gelegenheid stelde om zonder door collega's