vasthoudend, heeft ook al een nieuwe heer, maar voor hoelang?
Dit soort bespiegelingen, die de zwakke politieke geest ogenblikkelijk emotioneel overvallen zodra er op één dag te veel gebeurt, houdt de rest van de wereld veel zakelijker bezig op 16 oktober 1964. Hier in Londen, de enige plaats waar ik ben, heeft iemand de knop omgedraaid en het is mooi weer geworden. Ondanks dat is de meerderheid van Labour maar zes zetels, en dat is niet veel. Niemand mag ziek worden als er een stemming is over een belangrijk nieuw wetsontwerp, en het was de bedoeling dat er daar heel wat van kwamen. Niemand mag eigenlijk doodgaan, terwijl dat toch menselijk is, want het zou kunnen zijn dat er in dat district daarna een conservatief gekozen wordt, en dan krimpt de precieuze meerderheid nog verder in.
Het is avond nu, en vermoeid van een nacht en een dag televisiekijken zit ik voor het raam waaronder de stad zichtbaar is. Ze hebben dus gekozen, en de mannen die gekozen zijn, waren de hele dag op het scherm, Wilson, de eerste, gedompeld in de nieuwe verantwoordelijkheid van het premierschap.
Het is natuurlijk makkelijk om dat te beweren, maar het is even duidelijk dat het waar moet zijn: de pijprokende, grijze, wat gezette man van vandaag is een winnaar, de leider van een land. De man van gisteren was niemand, een man die iets wilde, en die man is al vergeten. Het is gegaan zoals bij het kunstschaatsen, waar Siebe van der Zee altijd zulke prachtige verslagen van geeft. Alle verplichte figuren zijn gereden - we hebben Wilson gezien als jongetje, als leerling, als student, als aankomend minister, een kindergezicht en een jongensgezicht op weg naar het hoofd van iemand die