Een nacht in Tunesië
(1965)–Cees Nooteboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
een muur af te breken. De zon hangt kaal en geel in de nevels, in de verte zie ik de kathedraal waar Thomas Becket vermoord is. Ik kleed me aan en ga naar beneden. Het is koud, voor het eerst dit jaar voel ik dat het winter zal worden. In de huiskamer van de kleine herberg waar ik mijn ontbijt zal krijgen, brandt een open vuur. Er is voor twee personen gedekt en vijf minuten na mij komt een zeer Engelse man de kamer binnen. Hij draagt een blauw pak en een blauwe das met enorme noppen en praat over de verkiezingen zonder te zeggen op welke partij hij zal stemmen, maar in ieder geval vindt hij dat er te veel politiek op de televisie geweest is, de laatste tijd, en dat de invloed van al die opinie-onderzoeken te groot wordt. ‘Het zou,’ zegt hij, ‘niet erg zijn als Wilson en Home regelmatig op de televisie kwamen als ze er maar geschikt voor waren - maar het is allemaal niet zo erg interessant, het zijn geen van beiden erg boeiende mannen, in ieder geval niet op het scherm.’ En hetzelfde vonnis velde hij over Grimmond, de leider van de liberalen, waarvan hij overigens dacht dat ze 'n behoorlijke winst zouden halen. Ik vroeg hem of hij dacht dat een Labour-regering een groot verschil zou maken en hij zei dat dat wel eens lang kon duren. Ze gaan natuurlijk nationaliseren, en dat wordt dan later weer ongedaan gemaakt als de conservatieven weer aan de macht komen - die wisselingen zijn niet zo goed voor onze economie, zei hij, at zijn eieren met spek en tomaat op en liet mij achter met een nummer van de nieuwe Labour-krant de Sun waarin op gedempte wijze verteld werd hoe meer dan uitstekend en boeiend Harold Wilson de avond tevoren op de televisie geweest was. Ik ga naar buiten, wandel naar de kathedraal, die in een groen en doodstil park staat, ga er in en kijk naar de | |
[pagina 133]
| |
talloze gedenkstenen en monumenten voor gewonnen en verloren veldslagen, gestolde politiek, en rijd dan naar Rochester, een plaats tussen Canterbury en Londen, en een van de heetste punten van de strijd, want de Labour-meerderheid is hier op zevenenzestigduizend kiezers maar 1023 stemmen groot. In Chatham zie ik overal twee portretten aangeplakt, een van een vrouw, Anne Kerr, de Labour-kandidaat, en een van haar tegenstander, Julien Critchley, de conservatief die nu voor Chatham en Rochester in het parlement zit. Bij het station vind ik op een bord de adressen van hun hoofdkwartieren in Rochester, en ik begin bij Labour, waar ik tegelijk met mevrouw Kerr aankom die ik herken van de foto's op haar rode verkiezingsaffiches. Ja, ze wil wel even met mij praten, maar niet lang, ze moet om één uur op een fabriek spreken. Wat voor fabriek? Ja, dat is het hem nu juist, het is een grote elektronische fabriek, de Elliott Automation, waar onderdelen gemaakt worden voor vliegtuigen en andere zaken die met het leger te maken hebben, en nu heeft ‘die man daar’ (en ze wijst op een foto van haar tegenstander in de krant die ze in haar hand heeft) gezegd dat zij door haar anti-militairistische principes werkloosheid zal veroorzaken. Want er is niet alleen deze fabriek, er is ook de beroemde onderzeebootwerf van Rochester, waar drieduizend man werken en, zegt ze, nu proberen de conservatieven te suggereren dat, als ik gekozen word, die mensen zonder werk zullen komen, omdat ik tegen het leveren van oorlogsmaterieel ben aan fascistische landen zoals Zuid-Afrika, Spanje en Portugal. Ik vraag haar of ze denkt dat ze zal winnen. Ze strijkt met een hand door haar donkere haar alsof ze een beetje verbaasd is door deze vraag, lacht dan en zegt dat ze | |
[pagina 134]
| |
zeker zal winnen, en praat dan over haar ervaringen. Ze zegt dat ik maar naar de fabriek moet komen, dan kan ik horen wat ze haar kiezers te vertellen heeft. We nemen afscheid en ik ga naar het conservatieve hoofdkwartier. Neen, de heer Critchley is er niet, maar zijn assistent wil me graag ontvangen. Het is een jongeman die rustig en langgerekt op mijn vragen antwoordt, niet bewegend op de rand van zijn stoel. Of hij werkelijk gelooft dat mevrouw Kerr werkloosheid zal veroorzaken? Dat is het punt niet, zegt hij, iemand die uiteindelijk voor ontwapening is moet geen district vertegenwoordigen waar men leeft van zaken die met defensie en oorlogvoering te maken hebben. En u moet vooral, zegt hij, de sentimentele waarde van de duikbootwerf hier in Rochester niet onderschatten. Als ik hem vraag wat hij daarmee bedoelt, komt er een antwoord dat er op neerkomt dat die werf nog wel goed is voor een verkiezing. Drieduizend mensen, plus zesduizend die van hen afhankelijk zijn... dat zijn er aardig wat. Denkt hij dat de conservatieven de verkiezingen zullen winnen? Hij kijkt me wat peinzend aan, knijpt zijn ogen een beetje dicht en zegt dat hij denkt dat ze in Rochester de verkiezingen zeker zullen winnen, en dat hij nu geen tijd meer heeft.
Het is kwart voor een, ik drink een bier in de pub aan de overkant en ga naar de fabriek waar mevrouw Kerr zal spreken. Het is een van die dingen die je in Nederland niet gauw zult zien. Ze staat op een binnenplaats van de fabriek, een groot, modern en licht gebouw, een enorme parkeerplaats waarop honderden auto's. Om haar heen een vrij grote groep arbeiders en kantoorpersoneel die haar in het begin zwijgend aanhoren. Ze zegt dat ze is gekomen omdat haar tegenstanders zeggen dat zij onder | |
[pagina 135]
| |
andere in dit bedrijf werkloosheid zal veroorzaken als ze gekozen wordt, omdat zij pacifiste is. Dat ben ik niet, roept ze door haar microfoon, ik ben voor vrede zoals iedereen, en ik ben tegen het verkopen van oorlogstuig aan fascistische landen. Maar in de oorlog was ik in dienst, en mijn man was vlieger boven Duitsland, en een ding waar ik tegen ben is dat de Duitsers de atoombom krijgen, dat mag u best weten, zo goed als ik er voor ben dat de Chinezen in de uno komen. Want hoe kan er anders redelijk over ontwapening gesproken worden als een kwart van de mensheid er niet bij is. Maar mijn tegenstanders proberen uw aandacht af te leiden van de dingen waar het werkelijk over gaat, gewone dingen, waar u elke dag mee te maken heeft, zoals... En terwijl ze doorpraat loop ik tussen de mensen door, gefascineerd door de plotselinge zichtbaarheid van dit alles, niet langer de abstractie van pamfletten of kranten, maar een direct contact tussen de kandidaat en de kiezer. Ze is geen goed spreekster, maar ze bepleit haar zaak hartstochtelijk, spreekt over haar angst voor oorlog, over de zorg voor ouden van dagen. Sommige jongeren maken wat grappen maar de meeste ouderen luisteren aandachtig en appreciëren het feit dat ze naar de fabriek is gekomen, iets wat de conservatieve kandidaat niet gedaan heeft. Een nerveuze man van een jaar of veertig schreeuwt haar telkens nieuwe vragen toe over de communistische dreiging, andere mannen roepen dat de Amerikanen het maar moeten opknappen als ze zo bang zijn voor de Russen. Dit is politiek op zijn ruwst, ongearticuleerd, soms daardoor demagogisch, maar ook direct, essentieel. Vragen en antwoorden schieten heen en weer door de kille middaglucht en iets verder weglopend kijk ik het | |
[pagina 136]
| |
aan, de steeds groter wordende groep rond die kleine vrouw, die met haar microfoon als een vuist in haar hand staat te betogen tot de fabrieksfluit gaat en de menigte snel afbrokkelt. |
|