Zo iemand, die geen gelijken heeft, kan sympathie koesteren noch opwekken: hij was meer dan een menselijk wezen, of minder.
Ik had een vaag gevoel dat geen enkele emotie van het hart hem kon beïnvloeden. Hij beschouwt een menselijk wezen als een feit of een ding, niet als een medemens. Hij haat niet en hij bemint niet. Er is niets buiten hemzelf - alle anderen zijn cijfers.
Elke keer dat ik hem hoorde spreken werd ik getroffen door zijn superioriteit - wat hij zei gaf blijk van een groot gevoel voor de situatie, zoals dat van de jager voor zijn prooi.’
Niemand die deze uitlatingen onder ogen krijgt zal het gek vinden dat ik toen ik ze las aan de Gaulle moest denken. Sommige landen krijgen hun trekken thuis, andere hun leiders. De verschillen tussen Napoleon en de Gaulle zijn toch nog groot genoeg om het opsporen van gelijkenissen tot een al te gemakkelijk dialectisch trucje te maken, maar als bewijs dat er in Europa, en in de interne situaties van de landen die dat werelddeel nog steeds verdelen in plaats van maken, weinig werkelijk veranderd is kan het nuttig zijn zich in plaats van tot hedendaagse commentatoren tot die van gisteren te wenden. Het is niet toevallig dat je dan bij Madame de Staël uitkomt. De aan het begin van dit stuk aangehaalde citaten zijn uit haar Considérations sur les principaux événements de la Révolution française (1816). Een hedendaagse tegenpool voor de figuur de Staël is ondenkbaar. Ministers van oorlog gaan, conform de eis (des tijds) verhoudingen aan met fotomodellen, maar - en zelfs het idee is al volstrekt belachelijk - niet met Simone de Beauvoir, om nu maar het eerste op te noemen wat in mijn hoofd opkomt. En bij het lezen van de biografie van de Staël komt er heel wat in je hoofd op, ze werd tenslotte ‘maîtresse van een tijdperk’ genoemd. Dochter van Necker, geliefde van Talleyrand, Narbonne, Benjamin Constant, gehaat en