Een nacht in Tunesië
(1965)–Cees Nooteboom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
dat verscheurd wordt door burgertwist. De heldin van het stuk is de vrouw van de broer des konings, maar velen menen dat zij de werkelijke macht in handen heeft. De koning zelf is niet niemand, maar, zoals de kronieken (Time) zeggen: hij is een in zichzelf gekeerd, humorloos man, die eigenlijk liever priester had willen worden. Zijn broer, die geen werkelijke functie heeft in het rijk, is de grote man achter de schermen. Hij wordt gesteund door geheime benden, die een grote macht uitoefenen. Gedrieën besturen zij het rijk, meer en meer gehaat door velen van hun onderdanen, die voor het grootste deel tot een religie behoren die niet van de vorst is, en door de jaren heen verwikkeld in hun burgeroorlog. In die oorlog worden zij gesteund door het grote keizerrijk uit het westen, dat hun wapens en geld verschaft, omdat dat keizerrijk er belang bij heeft dat de burgeroorlog niet ten gunste van 's konings tegenstanders wordt beslist. Het recept is daarmee nog niet volmaakt. Vooral moet de onbeschrijflijke schoonheid van de oosterse prinses worden aangetoond, en, als contrapunt, haar onverdraagzaam en onbuigzaam karakter, en haar wat extreme ideeën op het gebied van de moraal, die die van de kwezel nabijkomen. Haar grootste vijanden vindt men dus onder de eenvoudige pretmakers die haar zedelijke normen niet delen, en de leden van de oosterse godsdienst die zij, christin, bestrijdt.
Na een regering van jaren, waarin het grote keizerrijk nog immer met geld en macht het kleine koninkrijk blijft steunen, treden er dramatische veranderingen op. De onderdrukte boeddhisten (de leer is afkomstig van een oosterse godheid, Boeddha genaamd) beginnen zich, | |
[pagina 75]
| |
met een zelfs voor Shakespeare moeilijk te aanvaarden hartstocht, in het openbaar met brandbare vloeistoffen te overgieten en in brand te steken. Let wel, er is geen film, geen televisie. Het gezicht van mevrouw hebben zij nooit gezien, Shakespeare's tijdgenoten, het is als een langzame mare op kameleruggen naar het westen gedragen en onder dat proces mooier en mooier geworden, zoals de monniken verslindende vuren in de legende hoger en hoger oplaaien, zoals tenslotte de reis van de prinses naar het verre westen, en, tijdens die reis, de moord op haar man en haar zwager, de koning, met meer en meer weefsels van drama, legende en fabel worden omkleed.
Ik had dat stuk wel willen zien. Hoe knap zou hij de geruchten niet hebben verwerkt dat hovelingen van de keizer van het verre westen zelf de aanstichters waren van de opstand die tenslotte de koning van het kleine rijk van zijn troon stootte? Hoe zou hij de sentimenten van de prinses (‘Ik heb het gevoel of ik door de Amerikanen met een mes in mijn rug ben gestoken’ en ‘Ik zal hier nooit asiel vragen’) hebben verwoord? Genoeg van het spelletje. Wij hebben onze dagelijkse, in duizend stukken geknipte Shakespeare, de televisie, elke avond opnieuw een paar ons actueel oplosdrama, goed naar de gezichten gekeken, de kronieken goed gelezen, met de paplepel ingenomen dat mevrouw wel mooi maar niet aardig was, en erg arrogant, en erg eigenwijs, en dat Diem het aan zichzelf te danken heeft, en waarachtig, het zal allemaal wel zo zijn. En toch, waar blijft dan, en wat betekent dat merkwaardige gevoel van onbehagen omtrent Amerika's politieke slingers in dat nog steeds zo verre Oosten. Een | |
[pagina 76]
| |
paar jaar geleden verscheen een boekje over de Amerikaanse politiek in die streken. Het heette The Ugly American, De lelijke Amerikaan. In Nederland werd die titel vertaald met Gekke lui, die Amerikanen, en daar lijkt het soms meer op. Amerikaanse bladen schrijven openlijk dat Amerika deze opstand heeft helpen voorbereiden. De ochtend van zijn dood had Diem een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur, en een bezoekende Amerikaanse admiraal. De dag daarop was de militaire putsch geslaagd, de juiste generaals stonden aan het hoofd van de regering, Diem was dood, en Washington (dat in Zuid-Amerika tegenwoordig, vanwege de daar heersende mode, zo fel tegen de militaire putsch is) verklaarde dat ‘de Verenigde Staten geen enkele verantwoordelijkheid hebben voor de staatsgreep’. 's Avonds zagen we mevrouw Nhoe, als altijd geflankeerd door haar beeldschone dochter. Zij droeg een zonnebril, en had haar zakdoek in haar hand. Wij zaten er met een unheimisch gevoel, en zij met haar haat. ‘Als Amerika hier iets mee te maken heeft, is dit nog pas het begin van de moeilijkheden die op Amerika zèlf terug zullen vallen,’ zei ze. En dat zou best eens kunnen.
Voor het vervolg, of een vervolg, zie pagina: 165. |
|