Nationaal Theater van Bratislava, en de Zuidslaven die ook al niet in de Comecon gaan zeiden buitengewoon lelijke dingen over het sociaal realisme.
Het nationalisme bleek ook al geen gelukkig onderwerp van gesprek, maar wel aanleiding tot een merkwaardig incident. Een schrijver uit India, die vier dagen lang alles geduldig had aangehoord stond op en zei dat hij, om ons alles goed duidelijk te maken, een beetje zou gaan zingen. En hij begon, lange zinnen met trillers en uithalen, een minuut, twee minuten, vier, misschien wel een jaar, ik weet het niet. Het blijft een merkwaardige sensatie als iemand een boodschap tot je richt in een taal waar je absoluut niets van begrijpt, vooral niet als je met zijn vierduizenden bent en de boodschapper is alleen. Maar mooi vonden we het wel, en we hebben dan ook hard geklapt, en daar hadden we het incident, want de enige twee negers op de conferentie, schrijvers uit Jamaica en Nigeria, vonden dat we daar helemaal niet voor moesten klappen, dat het allemaal maar mooidoenerij was en dat de collega uit India beter moest weten dan dat, want niets vinden ze in het Westen mooier dan Indiase muziek, negerbeelden, dansgroepen met blote borsten en stamhoofden in klederdracht, en zo, zeiden ze, wordt het koloniale misverstand ten eeuwigen dage voortgezet, we exploiteren de Volendam-elementen van onze samenleving en laten die aan de rest van de wereld zien die dan denkt dat wat hij te zien krijgt werkelijk iets met Afrika of Azië te maken heeft.
Het was een felle, woedende uitval, en hij kwam hard aan, maar wat een interessant debat had kunnen worden verdronk onmiddellijk in een ellenlange jeremiade van een Schots acteur om subsidie voor een of andere natio-