scheidene opgevoerd. Ze doen ons soms aan als ouderwets, Heijermansachtig sociaal drama over onderwerpen die zichzelf overleefd hebben - maar in Engeland zijn al die klasse-onderwerpen kennelijk nog griezelig geldig. Schrijven doet hij op het ogenblik niet. Hij besteedt al zijn tijd aan Centre 42 een groep die met gedichten en toneel langs de kantines van de fabrieken trekt.
Na hem spreekt John Arden, schrijver van De dans van Sergeant Musgrave, een stuk dat dit seizoen door Theater zal worden opgevoerd, en terecht, want van de hele jonge Engelse generatie is Arden het grootste, en veelzijdigste talent. Met het spreken gaat het niet erg goed. Er zit een steen in zijn keel, er komt haast geen geluid uit. Raspend op zijn stem, een wilde, profeetachtig starende figuur voor de microfoon, roept hij:
‘Ik ben alleen maar geïnteresseerd in het theatrale theater. Absurd, geëngageerd, daar gaat het niet in de eerste plaats om. Voor mij is het theater religie, een religie die in Athene begon om de krachten van het licht te vieren en om over de krachten van het duister te klagen... komedie, tragedie... Ik geloof niet dat je mensen in het theater kunt bekeren, je kunt ze alleen maar bevestigen in iets dat ze zelf net ontdekt hebben... verder kan het geëngageerde theater niet gaan.’
Hierna schieten de argumenten heen en weer, wel, niet, maar toch, en ook, maar misschien, en nooit... Moet ik ze herhalen? Ik geloof het niet, en ik heb er ook geen talent voor. Richtingen, denkwijzen, ideeën, theorieën, hypotheses, vreselijk om te lezen. Niet vreselijk om te zien, woedende toneelschrijvers elkaar bestrijdend voor de microfoon, publiek dat zucht van genot en dat achter de schrijvers hun werk, hun stukken