erg over geklaagd, in die brief, over de beschaving. ‘Oor 'n periode van tien geslagte het ons voorouders hier in Suid-Afrika die lig van die beskawing uitgebou, hier het 'n blanke gemeenschap vergader, wat die westerse lewenswijse en kultuur hier gevestig het.’ Het is niet mijn bedoeling om op de ‘standpunte’ te snieren. Het heeft geen zin meer, zoals ontzenuwen, bestrijden, ironiseren en beledigen geen zin meer hebben. Als iemand zegt dat hij onder ‘tien geslagte beskawing’ iets anders verstaat dan het Zuidafrikaanse wetboek, zal hij altijd terugkrijgen dat de situatie in Zuid-Afrika met niets en nergens te vergelijken is. De waarheid is, dat niemand dit de Zuidafrikaanders bestrijdt. De situatie is gecompliceerd, moeilijk, misschien wel onoplosbaar, en dat wil dan zeggen onoplosbaar op een ‘redelijke’ manier.
Wat de rest van de wereld Zuid-Afrika verwijt, is niet dat het een probleem niet heeft willen oplossen, maar dat het gedacht heeft dat het probleem zichzelf wel zou oplossen, of liever, dat het helemaal nooit een probleem gezien heeft. Daarom doet het appèl aan de Hollanders, aan het eind van de brief, in beperkte mate tragisch aan. ‘Ons groet ons Bloedverwante in Holland, ons kom van een gemeenschaplike Germaanse stam. Ons vra dat hulle die aanslae van die oosterse en zwart nasies teen die westerse kultuur sal probeer teenstaan, en nie dit sal aanhelp nie.’ Wel, ons groet ons bloedverwante terug, maar wat kunnen we verder doen? Zelfs al zou men een schim van een appreciatie voor de Zuidafrikaanse moeilijkheden willen opbrengen, dan blijft daar nog altijd de desastreuze, op zelfvernietiging gerichte arrogantie waarmee onze stamverwanten die moeilijkheden hebben willen oplossen. De ellende die ze vastberaden