France-Soir en Le Monde, en ik denk dat ze een deel van hun opvoeding in Parijs gehad hebben, en vraag me af of ze heimwee hebben of juist niet, niet zo zeer naar de Fransen als wel naar de metropool met theaters, naar het centrum van politieke activiteit dat Parijs voor veel jonge mensen uit de Afrikaanse en Latijns Amerikaanse landen is. Ik probeer wat te lezen in Jeune Afrique, een goed gemaakt scherp en intelligent blad dat hier in Tunis wordt uitgegeven en waarvan de invloed veel verder reikt dan de grenzen van dit toch eigenlijk maar vrij kleine land - maar ik ben te moe en wandel de straat op.
Het is laat, er schieten nog wat kleine witgroene taxi's voorbij, maar het is al stil onder de starre bomen van de middenweg. Maandag om kwart voor zeven houdt de heer Jacques Setbon een lezing over de Bossa Nova in de serie Vulgarisation du Jazz, en ik bedenk dat ik op die maandag al weer in Amsterdam zal zitten, een andere hoofdstad, waar niet op dit ogenblik een van zee komende wind tegen de palmen instrijkt, en waar ik niet, zoals nu, een bar kan binnenlopen en bij mijn pernod een in olie gedompeld stuk venkel krijg toegeschoven. Ik luister een tijdje naar een Italiaanse litanie van bestellen, ga dan weer naar buiten en loop tot aan de ingang van de souks en keer dan om. De wereld daarachter is een doolhof waar je zeker 's nachts nooit de weg kunt vinden. Morgen zitten daar weer de kooplui, de schoenmakers, koperslagers, kruidenverkopers en parfumbereiders, maar nu moet ik me omdraaien en naar huis gaan.
Bij de etalage van de Amerikaanse inlichtingendienst staat een oude Arabier en bekijkt de foto's van Kennedy die ons ernstig en betrekkelijk vastberaden aankijkt. Hij is zich nog van niets bewust, heeft even opgekeken voor