hooglaten, en je bent in het Land van de Anderen. Hij die miljoenen kilometers in een paar dagen kan afleggen, planeten in eigen huis opzoekt en atomen splitst kan nu ook al een muur bouwen van een meter of twee, drie, en daar dan niet meer overheen, zoals een Egyptenaar of een Babyloniër er niet overheen gekund zou hebben, zoals een middeleeuwer zijn wapens bij de poort had moeten afgeven, zoals een Athener in de Spree verdrinkt, zoals een Europeaan van West- naar Oost-Berlijn trekt.
West-Berlijn. Je rijdt over de met hoog, wit licht versierde Kurfürstendamm tot aan de uitgevreten, verminkte Gedächtniskirche, en dan verder. Tot je bevreemding zie je dat er ook in het Westen ruïnes staan, prachtige uitgeholde monumenten met lege ramen zonder kamer er achter, stolsels oorlog, dichtgemetselde deuren waar vader nooit meer lachend uit naar buiten komt met Werner, de hond. De enige overgang voor niet-militaire niet-Duitsers(!) is in de Friedrichstrasse, maar door een vergissing komen we bij de Brandenburger Tor terecht. Sneeuw en maanlicht. Op het verstarde veld er voor niets, geen mensen, geen auto's. Aan het eind van dat veld de zwarte zuilen, daarop de zegewagen. Razende paarden trekken iemand met vleugels die 'n krans hoog in de lucht houdt naar het Oosten. Daaronder, tot op een vierde van de zuilen, de blinde tanden van de muur. Een Westduitse politieman houdt ons tegen en gebaart dat we nu niet verder mogen rijden. We blijven dus staan en kijken naar wat er niet gebeurt. Twee Russische tanks staan op hoge sokkels in de lucht opgetild, herinnering aan '45. We zien de twee Russische schildwachten, schimmen tussen het marmer.
De Friedrichstrasse is hier niet ver vandaan. Dezelfde controle als bij Helmstedt, papieren, papiertjes, geld tel-