Vraag: wie bewaart het beste de erfenis van de Duitse Nationalkultur? Ik kijk nog eens naar de geüniformeerden en vraag me af in hoeverre ze nog geïnteresseerd zijn in de Duitse Nationalkultur. Aan de muur hangen uitspraken van Ulbricht en anderen, over vrede, over produktiviteit, over democratie. Achter de deur staat de snijdende wind en als op een schotel ligt het daar, dit grensgebied. Auto's worden opengemaakt en bekeken, mensen laten papieren zien, een Russische soldaat wandelt door de sneeuw, andere, rodere vlaggen wapperen hier, een officier telefoneert in een wachthuisje, slagbomen gaan telkens op en neer. Ik lees de borden: Last euch nicht für Provokation gegen die ddr misbrauchen. Die ddr hat den Frieden in Deutschland gerettet. Grote foto's van arbeiders bij een staaloven. Grote foto's van arbeiders in een autofabriek. Grote foto's van Ulbricht. Zo ziet het er uit, grauw, bevroren en onvoorstelbaar Duits.
We mogen doorrijden. Paspoort laten zien, paal omhoog, paspoort weer laten zien, andere paal omhoog. Dan ineens zijn we er uit. Hetzelfde sneeuwlandschap, de anekdote alweer vergeten, rolt door naar nevels in de verte. In het bos aan de rechterkant versperringen en wachttorens. En plotseling, over een bruggetje, het gruwelijke beeld van twee mannen in witte pakken met capuchons, mannen van sneeuw, met een hijgende, trekkende zwarte hond, tong uit de bek. Ze dragen lange geweren over hun schouders en verdwijnen met hun hond het bos in, jagers op mensen. Het is nog steeds dezelfde Autobahn waarover we nu rijden. Soms, in de verte, de schaduw van een dorpje, samengeklonte boerenhoeven met een kerkje. Wat doen ze daar nu? Eén keer joelende kinderen als een beweging, een vondst van de schilder. En op bepaalde afstanden borden: Wir begrüszen die Dele-