aan zie ik de camera weer omhoog gaan, de vorkheftruck tilt hem hoog boven het toneel uit, van waaruit hij liefkozend over het publiek heenstrijkt dat hij opeet en uitstrooit voor miljoenen ogen: hier, om naar te kijken, andere mensen - en ik bedenk dat het werkelijk Nederland is wat wij nu te zien krijgen, wat dat dan ook is. Hoofden van Jeroen Bosch, Vermeer, Hals, Visvrouwen met het geld van vijf uur 's ochtends, schilders, studenten, boeren door de mist uit het noorden gereden. En de camera's blijven het opvreten en uitspugen, de nergens meer op verdachte gezichten tot op centimeters genaderd, kijkend naar wat die gezichten, daar voor die zaal, zeggen, hoe ze het zeggen. Ze hebben aan deuren gebeld midden in de nacht, ze hebben een show gelopen, ze hebben gepokerd, gewed, ze hebben geld gemaakt, en dat geld groeit en steeds veranderen de cijfers in het grote houten bord, het wordt het onverwachte, de bekroning, het bijna hysterische bedrag, de verlangde verbijstering.
Het is achttien uur na gisteren. Bij de uitgang staat een man in een overal met een kalkoen op zijn arm, die nadenkend uit zijn keihard vogeloog de wereld der mensen bekijkt. Achter de man staat een jongetje met een wc. Twee oude mensen pleiten om toegelaten te worden tot de langste show van de wereld. Ik ga nu echt naar buiten en sta op het witte, van mist verzadigde plein, plotseling afgesneden van de buizen en reservoirs vol geluiden die ik nu een nacht en een dag aan één stuk gehoord heb. In een militaire vrachtwagen zit een soldaat te wachten. Uit het raampje van een andere auto hoor ik ‘Kijk eens mevrouw Bouwman, ik hoor u zo vaak Hotsjekee zeggen. Nu heb ik een collega, die doet dat ook.’ En daar is dan niets aan toe te voegen.
Er valt inderdaad niets aan toe te voegen. Psychologen en in-