wen geschoven worden. Wie zich op zo'n weg nog vergist moet wel een Hollander wezen. Overal borden, zwijgende wijzers en opdrachtgevers. Lange witte vingers duwen Keulenaars en Bonnenaars de weg af naar beneden, Frankforters mogen doorrijden over Adolfs Droom. Het is de weg uit de geoliede nachtmerrie, de weg zonder voorbijganger. En dan 's nachts! Je ziet elkaar niet eens meer achter het stuur zitten. Bijna geluidloos schuiven de verlichte dozen en doosjes langs elkaar, knipperend met rode of witte lampen, op weg naar een duister doel. De blauwe borden die vanuit den hoge op ons neerzien lokken ons bij Bonn van de weg af. Wij hobbelen tussen de ouderwetse poten van de regeringszetel door, denken even aan een zeer oude man die daar waarschijnlijk ergens zit te dutten of stukken te tekenen en klimmen dan resoluut een klein heuvellandschap in, op weg naar Bad Neuenahr, met Ostende het 't dichtst bij ons vaderland gelegen Casino. Een hefboom gaat geruisloos omhoog, portiers slaan aan, en met de driehonderd kilometer nachtrijden in kleine rimpels onder onze ogen zetten we onze vermoeide voeten in het welige gras der casinale tapijten. Dezelfde houten heer van Deauville, Nice, Estoril, Knokke, Chaudfontaine schrijft ons in, naam, geboorte, sterfjaar. Slinks wordt er ondertussen in het Groot Casinoboek geloerd of er geen zwart kruis voor onze naam staat, maar dat staat er niet en dùs worden we lid van ons éénentachtigste Casino. Met een altijd weer kloppend hart de zaal in. Aarzelen op de drempel. Adem halen. Veldheersblik. Alles meteen gezien. Drie tafels. Alle drie roulette. We zijn met zijn vijven. Verspreiden. De sfeer is wollig. De croupiers hebben een zachte
spraakwijze over zich, en een Elzasser taalverwarring, want ze zeggen wel schwarz maar ook impair en daar komen intereuropese