bijna niemand wil leraren, maar wel bijna iedereen wil iets zeggen, apologieën, angsten, bemoedigingen, waarschuwingen, belachelijkheden, axioma's, vragen, hortend of welsprekend; met afschuwelijke accenten of in vreemde talen stroomt het uit die verzamelde Chrysostomos, Goudenmond.
Dat blijft later de herinnering aan deze conferentie: niet een afzonderlijke wijsheid, een orthodoxie, een volstrekte uitspraak, veel eerder de onmogelijkheid daarvan telkens bewezen, steeds opnieuw foto's en films van bekende momenten, Henry Miller die tot aan de rand van het oude podium verdwaalt als een vriendelijke oude rentenier en zegt dat we ons niet zo druk moeten maken en dat schilderen tenslotte veel leuker is. Het publiek ruikt aan dat boeket meningen en houdingen, applaudisseert met de wind mee en voor zichzelf, de vertaalsters vertalen in hun cabines, de man uit India bespot de westelijke roman als uiting van de slaappilneurose van het Westen, boeken vol met seksuele perversies en noem het maar op, nee, dan India, daar hebben ze wel wat anders te doen, reken maar.
Het zonlicht heeft de halve cirkel rondgemaakt en is verdwenen. Vanuit de koepel kijken de meterslange geschilderde figuren peinzend op dat verzamelde volk beneden, en wij, tamelijk klein, kijken dat geschilderde gat in waarin al die woorden en meningen verdwijnen. Een vreemde middag, voorgoed bijgezet in het geheugen. En er komen nog vier dagen.