nende weken heeft de televisie ons het genoegen gedaan de heren en dames op de voet te volgen bij hun belangrijke sessies. Zoiets kan de televisie beter niet doen. Zes van die uitzendingen en er is helemaal geen parlement meer. Men ziet heren, wier naam men kent, naar voren deinen en in volstrekt banaal Nederlands grappen maken en wolbalen redevoeringen uitstoten die vrijwel uitsluitend voor elkander bestemd lijken. Niet dat dat betekent dat elkander dan ook luistert. Elkander zit in zijn eigen bank en onderhoudt zich met achterbuurman, demonstreert de mode 1935, gaapt, peutert oor, peutert nagel, peutert, springt op en roept iets, roept harder, nog harder, gelach, de club lacht, dit kennen ze, dit hoort erbij. En dan sabbelt de camera weer verder aan het forum, de ministers, één voor één, loerend met een half oog in de papieren van de kleine man met de hoge geaffecteerde stem om te kijken of de causerie nog lang duurt, en wanneer ze zelf moeten, maar dan is de camera alweer weg, opnieuw de Kamer in, als een loslopende hond, zoekend wat hij kan vinden, het miljoen kijkers hongerig achter zich aan.
Dat zijn ze nou. Natuurlijk belachelijk te verwachten dat een van die mannen opstaat en wèrkelijk iets anders zegt dan mijn fractie en gemeend te moeten en met dien verstande dat en wezenlijk belang, tweede lid, sub a. Ik zou de heren voor geen goud ondermijnen. Het zijn technici, en ze gedragen zich daarnaar. Erg menselijk doet het niet aan, wel bijzonder Nederlands. Waarom zetten de grote partijen niet op zijn minst een paar kleurige figuren in die Kamer? Niet dat ze elkaar niet kleurig vinden, of een type, of een echte persoonlijkheid, maar de hele vergadering ruikt naar een gesloten club met haar eigen insidegrappen, een grote groep mensen onder wie