De ministers van de bondsrepubliek. De kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. De ambassadeur van de Verenigde Sovjet Republieken was er zelfs Hij moest er een beetje om lachen, de honderdvijftigjarige. Hij had er zoveel versleten in zijn lange, stalen jaren: ministers, ambassadeurs, presidenten, twee belachelijke keizers en een waanzinnige leider, hij was er alleen maar groter en sterker van geworden. Macht stroomde als bloed door zijn aderen, en in die aderen was geen korrel kalk te vinden, wel veel staal - het beste van Europa, zoals dat oorlogsgewijs langzamerhand een dodelijk spreekwoord geworden was.
Langzaam, een waanzinnige kou verspreidend, ging hij zitten in zijn opgeblazen tent. Dat de ambassadeur van Rusland er was deed hem plezier. Dat zou een heel leger roze halfzachte Europeanen een moeilijk momentje bezorgen bij het schrijven van hun machteloze artikeltjes. Maar ook dat was onbelangrijk. De ene na de andere spreker zweefde naar het podium en begon hem met lof te versieren. De witharige oud-president zei dat hij nooit een misdadiger geweest was. Afgezien van de waarheid was zijn verleden toch al door de feiten achterhaald. De feiten zaten naast hem: veertig ambassadeurs, die allemaal erg veel van hem schenen te houden. De witharige ging door: dat ze hem terug moesten geven wat ze van hem afgenomen hadden. Ook dat was overbodig gepraat. Hij wist dat hij het toch wel zou terugkrijgen. Toen de oud-president zei dat wat de honderdvijftigjarige misdreven had eigenlijk een erfzonde der mensheid was moest hij zachtjes giechelen. In tien jaar van een oorlogsmisdaad een erfzonde maken vereist wijsheid, kracht, en inzicht. Onbetaalbare gaven.
Andere sprekers loofden zijn grote sociale gevoel, zijn...,