| |
Roy (1588)
Ontstaan
Na titelvel 1588 en vveerdt 1588 is dit het vroegst gedrukte vel van de laatste reeks PW (1588-1595). Hierin heeft Van der Noot een experiment gewaagd dat hij later niet meer herhaald heeft, wat wel wijst op een slechts gering succes bij het publiek. Waar in de vorige PW (1580-1585) aan elke verhoopte mecenas ten minste een sonnet of ode van aanzienlijker lengte is opgedragen, neemt Van der Noot thans zijn toevlucht tot korte epigrammen, zodat hij binnen deze vier bladzijden het recordaantal van vierentwintig Antwerpse vooraanstaanden bezingt. Dat deze massale opneming geschied is ten koste van de poëtische zorg die aan elke individuele persoon afzonderlijk kan besteed worden, hoeft wel geen betoog. Het toegesproken publiek heeft zich vermoedelijk niet bijster enthousiast getoond om dit sjabloon-achtig karakter. In de latere vellen is de huldiging van de aangezochte mecenen dan ook weer verzorgd naar het meer uitvoerige recept uit 1580-1585.
De keuze der personages prefigureert de nadien gevolgde optie: vooraanstaande kooplieden en Antwerpse ambtenaren overheersen; slechts sporadisch wordt iemand uit een meer exclusief intellectueel milieu (176) of een vriend (79) vermeld.
| |
Inhoud
Het merendeel van deze epigrammen propageert de ethische visie van de auteur: noodzaak der deugdbeoefening, vergankelijkheid der aardse pracht en onbestendigheid van het menselijk geluk. Daarnaast verdienen de volgende gedichten een aparte vermelding om hun meer geïndividualiseerde inhoud.
- | Verzen voor Peter Arnouts (29-35)
Van der Noot heeft Arnouts' huwelijk bezongen, voor welke gebeurtenis hij Arnouts nogmaals gelukwenst. |
- | Verzen voor Koenraad vander Apt (37-49)
Waarschuwing tot de kopers en lezers der PW: het is onjuist een waardeschaal aan te leggen op basis van de plaats waar hun naam voorkomt in de PW, aangezien alle noteringen erin gelijkwaardig zijn, net als de verschillende punten langs de omtrek van het cirkelvormig hemelgewelf voor de aardse toeschouwer equivalent zijn. |
- | Verzen voor Jacob van der Mast (80-83)
Het wapenschild van deze adellijke Gentenaar en vriend van onze dichter wordt allegorisch gecommentarieerd. |
- | Verzen voor Cornelis Houck (170-175) en Lieven Meyeraert (177-182)
Tegenstelling tussen Olympia en Kosmica. |
- | Lofdicht van Albrecht van den Velde (184-189)
Van der Noots werk is zowel kunstig geschreven als moreel waardevol. |
| |
| |
| |
Bronnen
65-69 |
= |
Reffereyn. Soe mach ick wel wenen voer myn misdaet, 31-37 (Jan van Stijevoorts refereinenbundel anno MDXXIV. Naar het Berlijnsch handschrift integraal en diplomatisch uitgegeven door Frederik Lyna en Willem van Eeghem, Antwerpen, s.d., I, 230) |
74 |
= |
stok van Refreyn. Ay steruen steruen is een hart ghelach (De refreinenbundel van Jan van Doesborch. Uitgegeven door C. Kruyskamp, Leiden, 1940, II, 192) |
75-76 |
= |
Refreyn. Ay steruen steruen is een hart ghelach, 66-67 (ed. Kruyskamp, II, 195) |
97-100 |
= |
Apod, §73 (OE, [28]-[29]) |
129-130 |
= |
Lucas d'Heere, Refereyn, 38-40 (D'Heere, 104) |
145-148 |
= |
Het Bosken, Vireyn (Smit-Vermeer, 115) |
|
= |
Ronsard, Epigramme XII (STFM, V, 87) |
152-159 |
= |
Het Bosken, Epigramme (Smit-Vermeer, 115) |
|
= |
Ronsard, Epigramme XVII (STFM, V, 91) |
163-164, 166 |
= |
Refreyn. Ay steruen steruen is een hart ghelach, 10, 9, 13 (ed. Kruyskamp, II, 193) |
| |
Varianten
Tegenover Het Bosken (Smit-Vermeer, 115) zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
1) | In 145 is een leenwoord vervangen. |
2) | In 147 is de woordvolgorde veranderd. |
3) | In 147, 152 en 153 zijn wijzigingen in de woordenschat uitgevoerd. |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Vn: Veursienighen
Baltazar de Roy
In 1568 woont ‘Balthasar de Roo’ naast Aert Pruynen. Op 4 dec. 1576 wordt ‘Balthazar de Roa’ onder de Spaanse kooplieden geteld. In 1588 wordt zijn vrouw, Adriana van Dyck, verdacht wegens ketterij. Hijzelf wordt bij Torrentius genoemd ‘vir optimus’.
Lit.: AA, III, 120; XII, 224; Grafschriften, IV, 426; Torrentius, II, 243, 332, passim; III, 420. |
3 |
Gruet: zie grammay 27-28
vrome: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome)
bystandighlijck: behulpzaam WNT, II, 2642 (s.v. Bijstandig) |
10 |
Mertin Baron: Martin Perez de Varron († Antwerpen 5 dec. 1602)
Hij huwt Catharine Perez, dochter van Louis Perez (langhart 89) en van diens tweede echtgenote Clara Wagheners. Zoals zijn schoonvader behoort Varron tot de aanzienlijkste kooplieden te Antwerpen: op 29 apr. 1574 betaalt hij 100 pond Art. in de gedwongen lening voor de Spaanse soldaten. In 1579 behoort hij tot de kooplieden die 200 gulden per maand moeten bijdragen in de lening van 52.000 gulden. Tijdens het calvinistisch bewind te Antwerpen verblijft hij, vermoedelijk samen met Perez, te Keulen. Varron speelt een zeer belangrijke rol in het transport en de verdere verkoop van Plantins boekenproduktie, en dit reeds in 1572, wanneer hij nog optreedt als factor van zijn (latere?) schoonvader. Op 27 apr. 1584, bij het afsluiten van een associatie voor dergelijke handel op Spanje, bezit hij tachtig exemplaren van de Biblia Regia, verspreid over zijn factorijen te Antwerpen, Bilbao, Mexico en Rome. Bibliofilie en numismatiek genieten zijn belangstelling. Geregeld vraagt Lipsius aan Jan Moretus om zijn groeten over te maken aan Varron, en hij drukt zijn leedwezen uit over diens dood in een brief van 8 dec. 1602. In een testament van Plantin en Jeanne Rivière (14 mei 1588) worden Perez en Varron tot executeurs ervan aangesteld. Op 14 sep. 1589 verzoekt Hendrik Barrefeldt Jan Moretus de twee voormelde kooplieden ‘hertlick vnde vruntliick’ te groeten - zij zijn dus bekenden van hem. Bij de verloving van Nicolaas Rockox met Adriana Perez, dochter van Louis, is natuurlijk een der genodigden ‘Martinus Perez de Baron, heer van het huis van Armetto in Biskaije’.
Lit.: AA, III, 120; XVII, 402 noot; XXII, 235; AA, 2de reeks 2 (1927), 214; 2de reeks 6 |
| |
| |
|
(1931), 133; Brulez, 549; H. van Cuyck, ‘Nikolaas Rockox de Jongere, burgemeester van Antwerpen in de XVIIde eeuw’, in Annales de l'académie d'archéologie de Belgique 37 (1881), 3de série, tome VII, 351, 353; P. Génard, ‘La furie espagnole’, in Id. 32 (1876), 3e série, tome II, 555; Aloïs Gerlo, Irène Vertessen en Hendrik D.L. Vervliet, ‘La correspondance inédite de Juste Lipse conservée au musée Plantin-Moretus’, in De Gulden Passer 42 (1964), 167, 170; Grafschriften, V, 474; Abraham Ortelius, Epistvlae. Edidit Joannes Henricvs Hessels, Cantabrigiae, 1887, 763; Plantin, Corr., III, 202, 228, 229; IV, 82; V, 152 noot; VI, 122 noot 2; VII, 10 noot 4, 144, 195; IX, passim; Plantin, Corr., Suppl., 300. |
14 |
siluer in goudt/winnen: zilver tot goud vermeerderen MNW, IX, 2637 (s.v. Winnen), tenzij in drukfout is voor en |
16 |
t'quadet: lees t'quaedt: de zonde WNT, VIII, 648 (s.v. Kwaad) |
19 |
Ieronymvs Cassyn (Jeronimo Cassina) (†Antwerpen 20 mrt. 1596)
Bastaardzoon van Francesco Bernardino de Cassina (†Keulen 1583) en van Jeanne Patriarche. Francesco wordt in 1566 geteld onder de Milanezen te Antwerpen. Jeronimo huwt Leonore Perez, dochter van Louis (langhart 89; zie ook 10) en van Louise Segura. Als koopman reist hij regelmatig tussen Antwerpen en Luik, want Torrentius geeft hem dikwijls brieven mee of vertrouwt hem geldtransacties toe. Cassina's gevarieerd boekenbezit getuigt van zijn veelzijdige belangstelling en ontwikkeling.
Lit.: AA, IX, 389; AA, 2de reeks 6 (1931), 132; J.A. Goris, ‘La bibliothèque d'un marchand milanais à Anvers au XVIe siècle, Jeronimo Cassina, †1596’, in Revue belge de philologie et d'histoire 3 (1924), 851-856; Grafschriften, VI, 198; Herckenrode, 397; Torrentius, III, passim. |
20 |
GRooste: lees GRootste
GRootste onwetendheydt: zie ghysens 110 |
22 |
eerlytk: lees eerlyck |
23 |
siel en die d'lyf: die ziel en lichaam... |
28 |
Peeter Arnovts: zie euterpe 179 |
29 |
den Dagh: de huwelijksdag. Arnouts is getrouwd met Suzanna Damant in de periode van het calvinistisch bewind te Antwerpen; zie voor de verdere verwikkelingen Arnouts' biografie in euterpe 179. |
31 |
die tydt: op dat tijdstip zelf (nl. van het huwelijk). Zover bekend is dit epitalamium niet bewaard gebleven, althans niet in druk. Vermoedelijk ook daarom wordt deze heilwens thans schriftelijk, zij het beknopter, opgenomen in de PW. |
32 |
Weensch': lees Wensch'
uwer liefden: U Edele WNT, VIII, 2076 (s.v. Uwe(r) Liefde) |
35 |
sy: nl. de veerschen (32)
keeren: tegengaan WNT, VII, 1978 (s.v. Keeren) |
36 |
Coenraedt vander Apt: deze naam is niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur, maar wel die van een Rutgeert van der Haept (o1545), schepen in 1580. Hij is gehuwd met Elizabeth Vogelweyder.
Lit.: L. Bisschops, Genealogische nota's, 279; Butkens, II, 512. |
38 |
bloyen: voor de vergelijking tussen de PW en een gedifferentieerde locus amoenus, beplant o.m. met bloemen, zie titelvel 1589-1590 342. |
39 |
op de hoogh'sye: op de hoge kant MNW, VII, 1048 (s.v. Side) |
40 |
als de vrye: voortreffelijk MNW, IX, 1312 (s.v. Vri); als + bep. lidw. + gesubst. adj. = bijw.; zie F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, 's-Gravenhage, 1923, 76, §116. |
44 |
veur oft naer: voor- of achteraan in het boek MNW, IX, 427 (s.v. Veur) en MNW, IX, 937 (s.v. Vore); WNT, IX, 1312 (s.v. Na, naar) |
45 |
hoogh eynd': uitschietende plaats
de hemelen/int ronde Loopen: in het systeem van Ptolemaeus bewegen zon, maan en plane- |
| |
| |
|
ten zich volgens cirkelvormige banen rond de aarde; zie De katholieke encyclopaedie, XX, 565-567 (De Kort)
ronde: in toepassing op de sferen van het Ptolemaeische stelsel WNT, XIII, 1066, 1067 (s.v. Ronde) |
46 |
als de ghesonde: zonder enig gebrek (eig. nog de betekenis van Lat. integer), in de zin van: zonder bevoordeling van iemand WNT, IV, 2239-2240 (s.v. Gezond); zie voor de vorming van de bijwoordelijke uitdrukking 40. |
49 |
Floram/Cephirum: Flora is de godin van de bloemen en van de lente. Zij is de echtgenote van Zephyrus, de westenwind.
bloende: lees blonde; zie helmans 124; blond is een epitheton van de aanlichtende dag WNT, II, 2915 (s.v. Blond) |
50 |
Robrecht van Haften (†Antwerpen 20 dec. 1597)
In 1574 wordt hij onder de grootste Antwerpse kooplieden gerekend: hij betaalt immers 600 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten. Ook in 1578 en 1579 moet hij de stad bijspringen in dergelijke leningen. In 1584 behoort hij tot de ‘peiswillers’, die de verzoening met de koning voorstaan, wat hem vanwege de calvinistische magistraat een boete van 2.000 gulden kost.
Van Haften is gehuwd met Agneete de Bouhault (†20 (26?) juli 1546).
Lit.: AA, V, 422; IX, 419; XV, 87; XVII, 343, 399 noot; XXII, 226; XXIV, 272; Brulez, 222; Grafschriften, V, 91; Génard, a.art., 554; Van den Leene, 209; Papebrochius, IV, 129; Floris Prims, Antwerpiensia VII, 233, 239. |
51 |
svyandts: van de duivel WNT, XXI, 498 (s.v. Vijand) |
54 |
als een prye: als een verachtelijk mens WNT, XII, 4133 (s.v. Prij) |
55 |
bedt: behoorlijker WNT, II, 2194 (s.v. Bet) |
56 |
Waerom: Om welke reden MNW, IX, 1577 (s.v. Waeromme) |
57 |
laqves le Roy
Hij is een welstellend man, want op 29 apr. 1574 betaalt hij 60 pond Art. in de gedwongen lening voor de Spaanse soldaten. Tijdens de Spaanse furie (1576) wordt zijn huis geplunderd. In 1579 moet hij 100 gulden per maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Hij is eigenaar van poedermolens, waar men salpeter tot buskruit verwerkt. In de kritieke jaren 1584-1585 geniet hij dan ook de volledige aandacht van de Antwerpse magistraat.
Waarschijnlijk is het zijn gelijknamige zoon, die als heer van Herbaix en hoofd van het Brabants rekenhof tot ridder verheven wordt bij open brieven van 27 aug. 1639.
Lit.: AA, V, 241, 279, 354; XVII, 406 noot; XXII, 234; XXIV, 462; Génard, a.art., 569; Van den Leene, 2*3r. |
61 |
liefden: nl. tot God |
62 |
claer: onbeneveld, scherp WNT, VII, 3232 (s.v. Klaar); de keuze van dit adj. in deze context wijst op inspirering door I Cor. 13:12 |
63 |
Lethes: zie apologie 138 |
64 |
Marcvs Cornelis
In 1579 moet hij 50 gulden per maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden.
Lit.: AA, XVII, 410 noot. |
65-69: |
Van der Noot heeft zonder twijfel gebruik gemaakt van een refrein op de stok ‘Soe mach ick wel wenen voer myn misdaet’. De door hem gebezigde versie kan slechts weinig afgeweken hebben van de tekst, zoals die ons overgeleverd is in de bundel van Jan van Stijevoort. |
65 |
den ooghen: dat. mv. (dat. van nadeel) bij wee MNW, IX, 2014 (s.v. Wee) |
66 |
naeckt: nadert WNT, IX, 1516 (s.v. Naken) |
67 |
qualijck ghinghen: qualijck betekent hier: verkeerd, slecht WNT, VII, 686 (s.v. Kwalijk), wat op zichzelf zinvol genoeg is. De uitdrukking ‘kwalijk gaan’ betekent tevens: mank lopen WNT, VII, 685. Van der Noot heeft welbewust de voorkeur aan deze formulering gegeven om te kunnen betogen dat, wie verboden paden bewandelt, moreel kreupel is. |
| |
| |
68 |
der tonghen: is eigenlijk dat. vr. enk., terwijl het ww. by bringhen in het mv. staat. Het getal van deze laatste vorm is wel te wijten aan de voorgaande ww. tot nu toe. |
71 |
verpachten: beschikken over, het uwe noemen MNW, VIII, 2241 (s.v. Verpachten) |
72 |
Antonivs van Hove
Op 5 feb. 1582 mag de ‘Gulde vanden jonghen Voetboghe’ drie nieuwe leden aannemen, omdat de gelederen uitgedund zijn door de verkiezing van sommige leden tot wijkmeesters en dekens der ambachten. Om de noodzakelijke wachtronden te kunnen voortzetten is versterking onontbeerlijk. Een van deze drie nieuwe leden is Antonius van Hove. Van 1591 tot 1593 is hij werkzaam als assuradeur.
Lit: AA, XXIV, 312; Brulez, 176. |
74 |
In dit vers is de stok verwerkt van een refrein uit de bundel van Jan van Doesborch, een uitgave, die aan Van der Noot niet onbekend geweest is; zie sweerdts Bronnen.
reden: rekenschap WNT, XII, 3de stuk, 903, 904 (s.v. Reden, iemand reden geven van iets)
herdt ghelagh: een harde noodzakelijkheid WNT, IV, 1041 (s.v. Een hard gelag) |
75 |
heur huys: een beeld, mogelijk geïnspireerd door Matth. 24:42-44 |
76 |
Veursightigh: vooruitziend MNW, IX, 1073 (s.v. Voresichtich) |
79 |
I. Iacob vander Mast: zie goossenius 561 |
80-83: |
Van der Noot commentarieert allegorisch het wapenschild van de familie Van der Mast, waarvan de blazoenering is als volgt: doorsneden: I in blauw zeven gouden hermelijnstaartjes, 4 en 3; II in zilver drie zwarte varkens. Helmteken: borstbeeld in profiel van een moor, gekleed in zwart; zie Rietstap, II, 171. Uit Van der Noots beschrijving resulteren twee varianten: hij telt negen hermelijnstaartjes, zodat de plaatsing zou worden: 4, 3 en 2; als helmteken laat hij een morenkop boven een burcht uitkomen. |
80 |
moors-hoofdt: in de heraldiek thans ‘morenkop’ genoemd: een zwart mensenhoofd, meestal met een hoofdband omwonden, en altijd van terzijde gezien en naar rechts gekeerd WNT, IX, 1103 (s.v. Moorenkop)
borcht: een burcht fungeert dus als onderste stuk van het helmteken |
82 |
vroom-heydt: dapperheid MNW, IX, 1416 (s.v. Vroomheit)
Hermynen: hermelijnen WNT, VI, 631 (s.v. Hermijn) |
83 |
erschynen: verschijnen WNT, III, 4210 (s.v. Erschijnen) |
84 |
Aerdt Lindemans (oca. 1539)
Hij is werkzaam als schoolmeester sinds 1568-1569. Lindemans onderwijst Duits, Frans, rekenen, lezen en schrijven. Hij woont aan de Lange Nieuwstraat in mei 1582.
Lit.: Henry L.V. de Groote, ‘De zestiende-eeuwse Antwerpse schoolmeesters’, in Bijdragen tot de geschiedenis inzonderheid van het oud hertogdom Brabant 50 (1967), 3de reeks, 19de deel, 279. |
91 |
Simon Berri (Perri) (†Antwerpen 12 aug. 1600)
Hij is koopman en altaarmeester van het Sacramentsaltaar in de Sint-Walburgiskerk te Antwerpen. Zijn weduwe, Margrite Speeck, overlijdt op 9 aug. 1634.
Een ‘Symon Parry’ wordt op 28 aug. 1579 aangeduid als klerk (= ontvanger) van de 13de wijk voor het ontvangen van de belasting van een halve stuiver op elke gulden.
Lit.: AA, XVI, 29; XVII, 21; XXIV, 299; Grafschriften, II, 330. |
95 |
panden: schatten WNT, XII, 292 (s.v. Pand); zie voor een verwant beeld liefvelt 279 |
96 |
Ian Comperis (†Antwerpen 13 okt. 1592)
Zoon van Jan Comperis de Jonge (†17 sep. 1543) en van Marie de Lengaigne.
Als koopman betaalt hij in 1574 100 pond Art. in de lening voor de soldij der Spaanse troepen. In 1584 moet hij de aankoop van koren centraliseren en het aan de aalmoezeniers leveren. Van 1588 tot 1591 en opnieuw in 1592 is hij rentmeester, in de periode 1591-1592 thesaurier.
Hij is gehuwd met Anna Viruly (†Antwerpen 18 mrt. 1606) |
| |
| |
|
Lit.: AA, V, 358, 369, 391, 411; XXII, 231; Butkens, II, 513, 514; F.Donnet, Genealogische nota's, 341; Grafschriften, I, 270; N.J. van der Heyden, ‘Notices généalogiques sur les nobles familles de Vinck; Comperis; van der Bueken et van den Berghe’, in Annales de l'académie d'archéologie de Belgique 14 (1857), 509.
rentmeester: zie voor dit ambt sterckheyt 49 |
99 |
dick: dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik)
verpachten: beschikken over MNW, VIII, 2241 (s.v. Verpachten) |
100 |
Den clappaert: De kwaadspreker WNT, VII, 3441 (s.v. Klappaard) |
101 |
saligh...: deze formulering kondigt reeds noot 12 aan. |
103 |
bedwongen: gedwongen WNT, II, 1267 (s.v. Bedwongen) |
104 |
houen: gebieden WNT, VI, 844 (s.v. Hof) |
105 |
Ambrosivs van Marienbergh (oca. 1543 †Antwerpen 3 Non. Aug. 1606)
Hij is griffier van de thesaurierskamer en van 1578 tot 8 aug. 1582 gezworen klerk van het gilde der Oude Kleerkopers. Herhaaldelijk ontvangt hij vergoedingen voor het leveren van extra-werk. Zijn grafschrift roemt hem als ‘in doctrina litterarum clarus’, wat ook blijkt uit de brieven van Torrentius, die door Van Marienbergh gelukgewenst wordt met zijn uitverkiezing tot bisschop van Antwerpen. De prelaat noemt hem dan ook ‘primoribus hic omnibus civibus gratissimus est’. In het Gentse exemplaar (GUB sign. A 2212) van Joannes Bochius, Panegyrici in Antverpiam sibi et regi obsidione restitvtam, Antverpiae, 1587, staat op de titelbladzijde een persoonlijke opdracht van de auteur aan Van Marienbergh, ‘amico suo non vulgari’, gedateerd ‘5 Kal feb 1587’. |
107 |
der Edelheydt: overeenkomstig het bekende vers van Juvenalis, Satyrae, VIII, 19; zie ook sweerdts 188. |
108 |
Deur de poorte heurs hofs: afgebeeld op het titelvel der PW sinds 1584-1585; zie pruenen 118 en titelvel 1589-1590 98.
hofs: het gebied tussen de poort en ‘t'schoon Palleys der Eeren’ (titelvel 1589-1590 336) wordt voorgesteld als een zeer divers aangelegde tuin, en dit sedert pruenen 116-118.
de borght der Eeren: andere naam voor het voormelde ‘Palleys’. |
110 |
my...vermyden: nalaten MNW, VIII, 2139 (s.v. Vermiden) |
114 |
Ian van Boeckel (oca. 1543)
Hij is griffier van de Antwerpse reken- en rentmeesterkamer, en controleur en ontvanger voor de aluinhandel. Op 29 apr. 1574 betaalt hij 50 pond Art. in de lening voor de soldij der Spaanse troepen.
Lit.: AA, V, 195; XVIII, 232; XXII, 221; XXIV, 22; XXV, 90. |
116 |
oyt: steeds WNT, XI, 1 (s.v. Ooit) |
118 |
lust en vreughdt: ond. van bedroeuen |
119 |
by tyden: op verschillende tijdstippen WNT, XVII, 42 (s.v. Bij tijden) |
120 |
ontlast: verlicht, verlost WNT, X, 1891 (s.v. Ontlasten); de middenrijmen past (119) en ontlast (120) kunnen wijzen op ontlening aan een stuk in de traditie der rederijkers. |
121 |
Ian vander Eycken
In 1581 is hij een der ‘korte Roeden’. In 1584 wordt hij herhaaldelijk vermeld als griffier van de thesaurierskamer. Op 24 apr. van dat jaar ontvangt hij een aanzienlijke beloning wegens het redden van authentieke stukken uit het geplunderde stadhuis tijdens de Spaanse furie. Op 15 aug. 1585 moet hij een ogenblik de ‘kas van reductie’ houden.
Lit.: AA, V, 193, 195, 255, 265; VI, 14, 184; XVIII, 218; XXVI, 239. |
123 |
goykens: bezittingen, vermogen WNT, V, 329 (s.v. Goed, goedje); hier partitieve genitief van het verkleinwoord. |
125 |
Den rugh': bedoeld is: iemand de rug toekeren als teken van verachting WNT, XIII, 1589 (s.v. Iemand den rug toekeeren); zie voor hetzelfde beeld Dirck Volkertsz. Coornhert, Recht Ghebruyck / Ende Misbruyck / van tydlycke Have..., Leyden, 1585, 20 (Embl. XVIII, tekst 15-16): ‘Wie zò mildelick gheeft tòt vulsel zynder darmen ❘ Biet Christo den rugge / en |
| |
| |
|
onthouwet den armen’. In de periode dat roy gedrukt is, heeft Van der Noot Coornherts emblematabundel dankbaar benut voor aelmoesseniers.
naeckt: zie 66 |
127 |
spade: laat WNT, XIV, 2562 (s.v. Spade) |
128 |
Nicolaes Sabot
Een ‘Nicolaes Saboth’ is kapelmeester in de Antwerpse Sint-Jacobskerk tijdens de periode 1621-1622; zie Grafschriften, II, 90. |
129 |
der verken aerdt: Van der Noots gedachtengang is als volgt: de gierigaards verdienen de naam van zwijnen, want zij wentelen zich in aardse nietswaardigheid in plaats van geestelijke schatten te verkiezen. |
131 |
aen te doen: te verschaffen WNT, I, 101 (s.v. Aandoen); lijdende-voorwerpszin, afhangend van verbiedt (132) |
134 |
eerljken: lees eerlijken; samentrekking van eerlijk een |
137 |
Thomas Anraet: zie euterpe 230 |
140 |
schoudt: mijdt WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen) |
142 |
vremde: ongehoorde MNW, IX, 1291 (s.v. Vremt) |
144 |
Elias de Bie: zie stuytelinck 113
svperintendent: oppertoeziener WNT, XVI, 569 (s.v. Superintendent) |
146 |
en sorge: en van bekommering |
149 |
Bien: dat. |
151 |
VVillem Mennens: zie stuytelinck 96
ontvangher: zie Guicciardini, 76a: ‘De Ontfangher is om soo te spreken / als Cassier / gheeft uyt ende ontfangt nae dat de Tresoriers schicken ende bevelen: maer mach ghemeyne dinghen uyt zy selven betalen: ende houdt de boecken ende rekeningen’. |
153 |
meest deel: meestal WNT, IX, 420 (s.v. Meestendeels)
gheplaghdt: lees gheplaeghdt |
157 |
Den middelbaren staet: De levensstaat tussen de twee uitersten (158 en 159) WNT, IX, 672 (s.v. Middelbaar); bezongen wordt hier het antieke begrip der aurea mediocritas. |
158 |
vreesen: risico's, gevaren ontstaan door de verantwoordelijkheid MNW, IX, 1297 (s.v. Vrese) |
159 |
den leegen: de lage, geringe stand WNT, VIII, 1245 (s.v. Leeg) en WNT, VIII, 838 (s.v. Laag) |
162 |
Hans Gysbrechts (†Antwerpen 20 apr. 1601)
Hij is gehuwd met Pierynken Janssens (†Antwerpen 14 mei 1600).
Lit.: Grafschriften, V, 84. |
163 |
ontbonden: losgemaakt WNT, X, 1813 (s.v. Ontbinden) |
164 |
Daerden beeldt: het lichaam, dat uit de aarde gemaakt is WNT, I, 550 (s.v. Aarden). Twee bijbelse reminiscenties zijn hier tegelijk verwerkt: Gen. 2:7, waar God de mens maakt ‘de limo terrae’, en II Cor. 4:7, waar over het menselijk lichaam sprake is als over ‘vasis fictilibus’ om de broosheid en vergankelijkheid daarvan aan te duiden. De verwerking van deze bijbelse gegevens is natuurlijk de verdienste van de dichter van het oorspronkelijk refrein (zie Bronnen).
dat naeckt quam...: zie Job 1:21 |
165 |
schouwen: zie 140 |
167 |
deughden: zie 2; voor wegh der deughden zie ook craenmeester 128. |
168 |
de tweede doot: de eeuwige verdoemenis; zie Apoc. 20:14 |
169 |
Cornelis Hovck: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
174 |
Dit...gheloouen: Gij kunt mij geloof schenken ten opzichte hiervan WNT, IV, 1263 (s.v. Gelooven) |
176 |
Liven Meyeraert
In de periode 1589-1594 is hij werkzaam als zijdehandelaar te Antwerpen.
Lit.: Brulez, 525. |
| |
| |
177 |
straf: onvriendelijk WNT, XV, 2090 (s.v. Straf) |
178 |
Loopt: zwerft...rond WNT, VIII, 2836 (s.v. Loopen); zinspeling op CB, 555-568 (OE, [196]) |
180 |
pollen: minnaars WNT, XII, 3080 (s.v. Pol) |
182 |
vrow': lees vrouw' |
183 |
A. v. Velde: zie titelvel 1588 72
Lovis vander Ast: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
187 |
Den Schepper volghende: Het voorbeeld van de Schepper navolgend MNW, IX, 823 (s.v. Volgen)
veruaten: in woorden samenvatten MNW, IX, 211 (s.v. Vervaten) |
188 |
Jdeen: de ideeën als eeuwige en volmaakte grondbeelden WNT, VI, 1360 (s.v. Idee); overeenkomstig het Platonisch begrip der ἰδέᾶ |
190 |
Michael Hetsroy: zie titelvel 1592-1593. De aanwezigheid van de kerkelijke approbatie wijst op het drukken van dit vel buiten reeksverband; zie Analytische bibliografie. |
|
|