| |
Peeters (1592-1593)
Ontstaan
Dit vel, waarvan elke pagina afzonderlijk toegewijd is aan een vooraanstaand Antwerps koopman, is zeer oordeelkundig samengesteld. Op p. 1 en p. 4 is een ode voor Olympia opgedragen aan de verhoopte mecenas, in het eerste gedicht door de inlassing van twee strofen, in het tweede geval door de
| |
| |
toevoeging van een inleidend epigram. Ook de binnenvorm is symmetrisch aangelegd: als blikvangers fungeren vier houtsneden, ontleend aan A Theatre (zie Analytische bibliografie). Zoals in mechelman staan zij twee aan twee geschikt op de bovenhelft van elke pagina. Deze afbeeldingen moeten de vergankelijkheid der aardse grootheid illustreren, waarop nader ingegaan wordt in de onderstaande teksten zelf. Het tekstgedeelte op elke bladzijde van de binnenvorm (p. 2 en p. 3) zet in met een ode van onze dichter, waarin de onsterfelijke waarde der poëzie betoogd wordt. Ter staving volgt dan telkens een reeks citaten uit het werk van Latijnse, Italiaanse en Franse beroemdheden.
| |
Inhoud
- | Ode voor Arnoud Peeters (3-38)
In navolging van Ronsard confronteert de dichter zijn geliefde met een eens bloeiende, maar thans verwelkte roos. Zijn opwekking om samen met hem van de liefde te genieten wordt door haar onbarmhartig afgeslagen. Van der Noot wenst Peeters meer geluk. |
- | Ode voor Arnoud Byltkens (74-84)
Zijn verzen ter ere van Olympia, van zijn tijdgenoten en hun instellingen zullen aan allen een langere herinnering bezorgen dan vermeldingen in steen of brons, die toch ooit vergaan door het verloop van de tijd en de wisselvalligheid van het lot. |
- | Ode voor Eymbrecht Tholinckx (149-160)
Zie bentinc 5-16. |
- | Epigram voor Peter vanden Berghe (227-234)
Opdracht van het volgende gedicht en belofte van uitvoeriger lof in de toekomst. |
- | Ode aan Olympia (236-379)
Zoals de goudbloem zich steeds naar de zon keert, zo wendt Van der Noot zich altijd naar Olympia. Bij haar afwezigheid is hij als gemaaid gras. Zijn leven en dood rusten in haar handen. Welk voordeel zou hardvochtigheid te zijnen opzichte bieden voor haar? Zij moet indachtig zijn dat liefde enkel door wederliefde beloond kan worden. In het gunstige geval zal de dichter haar eeuwig bezingen. |
| |
Bronnen
3-26 |
= |
Het Bosken, Ode, 1-24 (Smit-Vermeer, 81-82) |
|
7-8 |
= |
Ronsard, Ode à Cassandre, 1-3 |
(STFM, V, 196) |
12-16 |
|
4-9 |
|
23-26 |
|
13-18 |
|
197 |
121-144 |
= |
|
Epistre...a tresillustre prince Charles, Cardinal de Lorraine, 81-92, 95-106 |
|
(STFM, VIII, 331-332) |
145-146 |
= |
Petrarca, Epistolarum Familiarum libri XIV, lib. VII, epist. xv (ed. Lugduni, 1601, 260-261) |
162-169 |
= |
Propertius, Elegiae, III, ii, 19-26 |
|
171-176 |
= |
Petrarca, Sonetto CIV, 9-14 (Francesco Petrarca, Il canzoniere con le note de Giuseppe Rigutini. Rifuse e di molto accresciute da Michele Scherillo, Milano, 1918, 235) |
178-197 |
= |
Du Bellay |
|
201-224 |
= |
goossenius 112-124, 126-136 |
|
244-315 |
= |
Ronsard, Elegie, 21-35 |
|
(STFM, XII, 224-225) |
252-259 |
= |
|
Les amovrs. Sonnet CLXXI, 12-14 |
(STFM, IV, 162) |
|
= |
Muret, commentaar bij Celuy qui fit le Monde façonné (STFM, IV, 162) (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 104) |
368-369 |
= |
Lucas d'Heere, Ode, 51 (D'Heere, 20) |
|
| |
| |
381-383 |
= |
Ronsard, Les amovrs. Sonnet LXXXIII, 12-14 |
(STFM, IV, 84) |
|
= |
Muret, commentaar bij Viure vn moment sans larmes ie n'ay peu, (STFM, IV, 84) (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 62) |
381 |
= |
Ovidius, Ars amatoria, II, 107 |
|
| |
Varianten
Tegenover Het Bosken zijn twee soorten wijzigingen uitgevoerd:
- | vervangingen inzake woordenschat: 4, 5, 12, 13, 17, 18 |
- | veranderingen in de woordvolgorde: 7, 9, 11, 14, 18. |
Voor peeters 201-224 is er een beroep gedaan op goossenius, en niet op de vroegere versie in Het Bosken.
In dit laatste citaat is de tekst veranderd in 203, 209, 224.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Aernout Peeters (†Antwerpen 22 dec. 1623)
Antwerps koopman, gehuwd met Maria Tanckereyt (†29 dec. 1623).
Lit.: Grafschriften, I, 222. |
3 |
Flora: godin van de bloemen en de lente |
4 |
t'amallieren: gevarieerd te kleuren; ‘amallieren’ is een oude wisselvorm van ‘emailleren’; zie WNT, Suppl. I, 1009 (s.v. Amailleeren) en WNT, III, 4096 (s.v. Emailleeren) |
6 |
doet verteren: te gronde richt MNW, IX, 133 (s.v. Doen verteren) |
12 |
ontdaen: van de stengel losgemaakt, afgevallen WNT, X, 1831 (s.v. Ontdoen) |
16 |
af gheresen: afgevallen WNT, I, 1289 (s.v. Afrijzen) |
18 |
ghebruyken: genieten WNT, IV, 520 (s.v. Gebruiken) |
22 |
Bermhertig: vol mededogen (hier: voor de minnaar) WNT, II, 1027 (s.v. Barmhartig) |
23 |
hem...nemen ware: ervan gebruik maken MNW, IX, 1570 (s.v. Waernemen) |
25 |
Op dat: Opdat het; hangt af van wilt...nemen ware (23) |
29 |
woest: onbedwingbaar MNW, IX, 2749 (s.v. Woeste) |
31 |
mem: lees men |
32 |
Als t'hoy: de vergelijking van het fragiele aardse leven met het hooi stoelt op Is. 51:12 |
34 |
betalen: belonen WNT, II, 2200 (s.v. Betalen) |
38 |
hier: in dit leven WNT, VI, 733 (s.v. Hier)
na: daarna WNT, IX, 1312 (s.v. Na) |
62 |
persuasion: exhortation Huguet, V, 742 (s.v. Persuasion) |
64 |
ternir: se ternir Huguet, VII, 221 (s.v. Ternir)
Voor de beschrijving der houtsneden in de binnenvorm zie men de Analytische bibliografie. |
72 |
Aernout Byltkens: op 28 juli 1583 wordt hij vermeld onder de crediteuren van de ‘duytsche
Capitainen, Ritmeesters ende Bevelsluyden’; zie AA, XXVI, 295. |
75-76: |
zie voor deze opsomming ook het lofdicht in opmeer 293 e.v. |
75 |
Vrouwen: men denke zowel aan zijn ode ter ere der Brabantse dames (vrouwen) als aan de apart vermelde echtgenoten. |
76 |
steden: als Antwerpen in halmale 301-331 |
78 |
casteelen: als illustratie bij dit woord kan de eerste houtsnede, voorstellend Pallas Athena met gebonden koningen en een weelderige stad op de achtergrond, bedoeld zijn. |
79 |
Pyramiden: eerder zijn, zoals op de tweede houtsnede afgebeeld, obelisken bedoeld. |
83 |
krygh: oorlog WNT, VIII, 207 (s.v. Krijg) |
111 |
ces 2. Odes: de commentaar geldt dus voor beide oden van onze auteur binnen dezelfde opening. |
114 |
structures: constructions Huguet, VII, 89 (s.v. Structure) |
115 |
escritures: écrits, livres Huguet, III, 631 (s.v. Escriture) |
119 |
aucunes: quelques-uns Huguet, I, 399 (s.v. Aucuns) |
121-144: |
de volgende varianten zijn genoteerd in vergelijking met het origineel van Ronsard: 127 |
| |
| |
|
du gresle (tegenover de gresle), 130 mesme (tegenover mesmes) 133 is nieuw, afgezien van het rijmwoord, 134 Et de (tegenover De se). |
123 |
pompeuse: orgueilleuse Huguet, VI, 70 (s.v. Pompeux)
monstre: pompe, spectacle Huguet, V, 320 (s.v. Monstre) |
124 |
à l'encontre: à la rencontre Huguet, III, 407 (s.v. A l'encontre) |
128 |
l'ire: la colère Huguet, IV, 683 (s.v. Ire) |
129 |
si est-ce que: pourtant, cependant Huguet, VI, 790 (s.v. Si est ce que) |
131 |
Renuerser: Se renverser, changer Huguet, VI, 503 (s.v. Renverser) |
132 |
haultesse: hauteur Huguet, IV, 459 (s.v. Hautesse) |
133 |
grand cas: chose importante Huguet, II, 114 (s.v. Grand cas) |
141 |
aduenir: futurs Huguet, I, 81 (s.v. Les choses advenir) |
143 |
Lors: Alors Huguet, V, 45 (s.v. Lors) |
145-146: |
reeds in het rekwest aan burgemeesters en schepenen, door hen behandeld op 19 juni 1586, wordt dit citaat aangehaald. Het staat er in dezelfde context als de verzen van Petrarca, die niet enkel geciteerd worden in 171-176 maar reeds opgenomen zijn in catanio 75-80. Nog in de moderne editie van Il Canzoniere, waarnaar aldaar verwezen wordt (zie catanio Bronnen), komt deze brief ter sprake als vertolking van dezelfde denkbeelden. Naar alle waarschijnlijkheid kwam in de uitgave van Il Canzoniere, door Van der Noot zelf gebruikt, een noot van dezelfde strekking voor. Dit zou een geredelijke verklaring zijn voor dit eenzaam citaat uit de Epistolae Familiares. |
145 |
D.F.: Dominus Franciscus |
147 |
Eymbrecht Tholinckx
Hij stamt vermoedelijk af van een vooraanstaand geslacht uit 's-Hertogenbosch. In 1579 moet hij 50 gulden per maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Hij is gehuwd met Anne Pellicorne.
Lit.: AA, XVII, 412; Grafschriften, II, 27; Herckenrode, 217. |
149-159: |
zie bentinc 5-15 |
160 |
goeden: samentrekking van goed een. |
162 |
Dusti: lees Ducti |
166 |
sonores: lees honores |
171-176: |
zie catanio 75-80; in 173 is incude een verbetering tegenover catanio 77 incunde |
178-197: |
vermoedelijk een fragment van hetzelfde gedicht als in pardo 209. |
199 |
Jasper Vander Noot: zie goossenius 107 |
223 |
bequaen: lees bequaem |
224 |
ect.: lees etc. |
225 |
Peeter vanden Berghe (†Antwerpen 27 nov. 1639)
In 1579 moet hij 100 gulden per maand opbrengen voor de lening van 52.000 gulden. Bij die gelegenheid vernemen wij zijn beroep: ‘lakenvercooper’, nadien ook wel ‘cruydenier’. In 1584 heeft hij Antwerpen verlaten, zodat hij op 23 aug. door het calvinistisch bestuur wordt ingedaagd. Na 1585 is hij teruggekeerd. Hij drijft dan handel op Londen en Sevilla en is ook werkzaam als assuradeur. In 1601 wordt hij aalmoezenier.
Peter vanden Berghe is gehuwd met Margarita de Smidt (383).
Lit.: AA, IV, 177; VI, 121; XVII, 406 noot; XXIV, 245; AA, 2de reeks 2 (1927), 208; AA, 2de reeks 6 (1931), 132; Brulez, 176, 541, 543; Diercxsens, III, 664; Grafschriften, II, ciii, 436; Jubilé, 59; Floris Prims, Antwerpiensia VII, 230. |
232 |
der Liefden: dat.; blijkens 233 hem en 234 Syn' als een mannelijk personage gedacht, dus Cupido. |
234 |
Syn'/en Venus lof: de lof van Cupido en van zijn moeder Venus |
242 |
saen: onmiddellijk MNW, VII, 41 (s.v. Saen) |
249 |
perte: list WNT, XII, 525 (s.v. Part) (dit vb. als citaat) |
252 |
Phebus bloemen: letterlijke vertaling van de Griekse naam van deze bloem, zoals die ook ver- |
| |
| |
|
meld wordt in de commentaar van Muret (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 104): ‘Le Soucy est vne fleur nommée par les Grecs Heliotropion, à cause qu'elle se tourne tousiours vers le Soleil’; zie ook Apod, §51 (OE, [23]). |
254 |
Medt...: met rechtmatig roemen WNT, II, 1905 (s.v. Beroemen) |
255 |
Goudt-bloemen: gele, goudgele bloem WNT, V, 470 (s.v. Goudbloem) en WNT, V, 486 (s.v. Goudsbloem). De naam wordt uitvoeriger verklaard door Rembert Dodoens, Cruydt-Boeck, Leyden, 1608, 429: ‘...ende zijn ghemeenlijck Goudtbloemen geheeten/nae heur lichte oft bleeck saffraenachtige oft eer suyver goutgeele verwe’. |
257 |
verfraeyen: verblijden MNW, VIII, 1720 (s.v. Verfraeyen) |
258 |
raeyen: stralen WNT, XII, 3de stuk, 67 (s.v. Raai) (dit vb. als citaat) |
261 |
Wyse...: bijstell. bij v (263): naar u, die wijs zijt en zedelijk hoogstaand WNT, XV, 1575 (s.v. Stichten) |
262 |
ghedichte: onophoudelijk MNW, II, 1055 (s.v. Gedichte) |
265 |
verhooghen: vooruitgaan in aanzien MNW, VIII, 1842 (s.v. Verhogen) |
266 |
Vt: lees Vut |
270 |
conseruen: zoetheid; de gewone betekenis is: ‘in suiker ingelegde vruchten’ WNT, VII, 5306 (s.v. Konserf). Bedoeld is wel dit collectief begrip ‘zoetheid’, dat nader omschreven wordt in carro 67-80. |
272 |
pynen: minnesmarten WNT, XII, 1653 (s.v. Pijn) |
275 |
T'ghemaeydt gras: misschien heeft dit beeld dezelfde oorsprong als in 32 |
282 |
medt ghemake: rustig, bedaard WNT, IV, 1338 (s.v. Met gemak) |
292 |
dooien: doden |
293 |
Om...: Tot uw blijdschap MNW, IX, 249 (s.v. Verfrooien) |
294 |
hooien: tot hooi maken en oogsten WNT, VI, 1059 (s.v. Hooien) (dit vb. als citaat); zie ook 32 en 275 |
298 |
verhooghen: zie 265 |
300 |
onghenade: toorn WNT, X, 1636 (s.v. Ongenade) |
302 |
Athe: personificatie van de onheil brengende verblinding; zie Pauly-Wissowa, II, 1898-1901 (Wernicke) |
306 |
Na droeue enden: Naar een beklagenswaardig levenseinde WNT, III, 3391 (s.v. Droef) en WNT, III, 4028 (s.v. Einde) |
307 |
onbesocht: zonder bezoek (van haar) gelaten WNT, X, 1150 (s.v. Onbezocht) |
314 |
persse: kommer WNT, XII, 1270 (s.v. Pers) (dit vb. als citaat) |
318 |
inne Brenghen (319): opleveren WNT, VI, 1528 (s.v. Inbrengen) |
322 |
te pande: gekweld zijn met WNT, XII, 293 (s.v. Iets te pande hebben) (dit vb. als citaat) |
327 |
deughdt: kuisheid WNT, III, 2444 (s.v. Deugd); zelfde klacht in noot 264 e.v. |
333 |
ghesonste: evenwichtige (gezond m.b.t. tot geest en gemoed) WNT, IV, 2244 (s.v. Gezond) |
345 |
Weer: Terug MNW, IX, 2034 (s.v. Weer) en MNW, IX, 1892 (s.v. Weder) |
346 |
Landouwe: gebied WNT, VIII, 1024 (s.v. Landouw); hier fig. |
350 |
Na...: Zoals behoort WNT, II, 2203 (s.v. Naar den betame) |
355 |
Een lichaem: overeenkomstig Gen. 2:24 |
356 |
paeyen: tevreden stellen WNT, XII, 10 (s.v. Paaien) |
357 |
verfraeyen: zie 257 |
358 |
t'ontlaeyen: om de last (van dit leed) weg te nemen WNT, X, 1889 (s.v. Ontladen) |
362 |
Veughdt op: Breng in nauwe aanraking met MNW, IX, 713 (s.v. Voegen, vuegen) |
374 |
wynen: lees wyuen |
381-384: |
deze commentaar dankt heel wat aan de toelichting van Muret bij het sonnet van Ronsard, waaruit trouwens geciteerd wordt (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 62): ‘Que l'amitié d'amitié se compense] Selon Martial, qui dit...Paule, vt ameris ama. Et Bion en quelques fragmens qui nous sont restez de ses Bucoliques, Στέργετε τοὺς φιλέοντας, ἳν᾽ ἢν φιλέητε, φιλῆσθε’. |
| |
| |
|
Bij Muret is er geen sprake van Ovidius, die door Van der Noot op eigen initiatief is ingelast, wat wijst op zijn belezenheid en zin voor amplificatio door congeries.
De vindplaats van het citaat uit Ovidius vindt men in Van der Noots bronnen. Wat de overige antieke auteurs betreft zie men voor de uiteindelijke bron respectievelijk Martialis, Epigrammata, VI, xi, 10 en Moschus, Bucolicae, II, 8 (Bucoliques grecs. Texte établi et traduit par Ph.E. Legrand, Paris, 1925-1927, II, 181). |
380 |
Liefde...: uitvoeriger in 340-347 |
381 |
Martialus: lees Martialis |
382 |
Ronsard: in de volgende versregels zijn geen wijzigingen aangetroffen.
compense: récompense Huguet, II, 387 (s.v. Compenser) |
383 |
Margrite de Smidt: zij overlijdt op 12 jan. 1627; zie Grafschriften, II, ciii, 436. |
384 |
Ao. 1592: aangezien dit vel in dezelfde tijd gedrukt is, kan Van der Noot dit echtpaar met dit gedicht vereerd hebben ter gelegenheid van hun huwelijk.
proposte: uiteenzetting WNT, XII, 4479 (s.v. Propoost) |
|
|